Geen huiswerkbespreking: heeft opdr. voldoende gemaakt.
Herhalen theorie Lezen H1-6
Zelfstandig werken
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
ma. 21 juni - 2M1 - 5e uur
Geen huiswerkbespreking: heeft opdr. voldoende gemaakt.
Herhalen theorie Lezen H1-6
Zelfstandig werken
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Aan het einde van de les heb je alle theorie van Lezen H1-6 opgefrist en weet je weer wat je moet kennen en kunnen voor het gpw.
Slide 2 - Tekstslide
Herhalen theorie Lezen H1
Uit welke drie delen bestaat een tekst?
Waar vind je de belangrijkste informatie van een tekst?
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
Waar vind je de hoofdgedachte van een tekst?
Slide 3 - Tekstslide
Herhalen theorie Lezen H2
Wat wordt er bedoeld met de hoofdzaken van een tekst?
Wat wordt er bedoeld met de bijzaken van een tekst?
Waar vind je de hoofdzaken van een tekst?
Waar vind je de hoofdzaken van een alinea?
Waar vind je (dus) de belangrijkste zin van een alinea?
Wat staat er vóór of ná de belangrijkste zin in de rest van de alinea?
Aan welke woorden kun je zien dat een voorbeeld of uitleg volgt?
Hoe en waarom schrijf je een samenvatting van een tekst?
Slide 4 - Tekstslide
Herhalen Theorie Lezen H3
Wat doet een signaalwoord in een tekst?
Geef voorbeelden van signaalwoorden.
Welke drie soorten tekstverbanden ken je?
Aan welke signaalwoorden herken je een tegenstellend verband?
Wat zijn de dingen/ zaken van elkaar die worden genoemd in een tt.verb.?
Aan welke signaalwoorden herken je een opsommend verband?
Wat kun je zeggen over de dingen die worden genoemd in een ops.verb.?
Aan welke signaalwoorden herken je een verband met een voorbeeld?
Wat kun je zeggen over de dingen die worden genoemd in een vb.verb?
Slide 5 - Tekstslide
Theorie Lezen H3
Signaalwoorden geven aan op welke manier de woorden, zinnen en alinea's in een tekst met elkaar samenhangen.
Deze samenhang heet het tekstverband.
Door te letten op tekstverbanden kun je een tekst beter begrijpen.
Slide 6 - Tekstslide
Drie soorten tekstverbanden:
Opsomming/ opsommend verband
Tegenstelling/ tegenstellend verband
Voorbeeld/ verband met voorbeeld
Slide 7 - Tekstslide
Waarom moet je kritisch kunnen lezen?
Slide 8 - Open vraag
Je moet kritisch kunnen lezen
omdat, de informatie in teksten niet altijd betrouwbaar is.
Slide 9 - Tekstslide
Wanneer is iemand 'deskundig'?
Slide 10 - Open vraag
De deskundigheid v.d. schrijver
Een schrijver is deskundig als hij zich uitgebreid in het onderwerp heeft verdiept of veel ervaring heeft met het onderwerp. Hoe deskundiger de schrijver, hoe betrouwbaarder de tekst.
Slide 11 - Tekstslide
Wat wordt er bedoeld met 'de bron' van een tekst?
Slide 12 - Open vraag
De bron
De bron van een tekst is waar je de informatie vindt: krant, website of boek en op welke datum de tekst gepubliceerd is.
Als de tekst lang geleden verschenen is, kan het zijn dat de informatie in de tekst niet meer klopt.
Slide 13 - Tekstslide
Wat wordt er bedoeld met 'het doel' van een tekst?
Slide 14 - Open vraag
Het doel van de tekst
Wat wil de schrijver van de tekst bereiken? Wil hij alleen feitelijke, dus onpartijdige, informatie geven of wil hij de lezer overtuigen of activeren?
Slide 15 - Tekstslide
Tegenstelling/ tegenstellend verband:
maar
hoewel
echter
toch
tegenover
daarentegen
aan de ene kant .... aan de andere kant
--> Zaken die worden genoemd zijn elkaars tegenovergestelde.
betekent: letten op de deskundigheid van de schrijver, het doel van de tekst en de bron.
Slide 28 - Tekstslide
Waarom moet je kritisch kunnen lezen?
Slide 29 - Open vraag
Je moet kritisch kunnen lezen
omdat, de informatie in teksten niet altijd betrouwbaar is.
Slide 30 - Tekstslide
Wanneer is iemand 'deskundig'?
Slide 31 - Open vraag
De deskundigheid v.d. schrijver
Een schrijver is deskundig als hij zich uitgebreid in het onderwerp heeft verdiept of veel ervaring heeft met het onderwerp. Hoe deskundiger de schrijver, hoe betrouwbaarder de tekst.
Slide 32 - Tekstslide
Wat wordt er bedoeld met 'de bron' van een tekst?
Slide 33 - Open vraag
De bron
De bron van een tekst is waar je de informatie vindt: krant, website of boek en op welke datum de tekst gepubliceerd is.
Als de tekst lang geleden verschenen is, kan het zijn dat de informatie in de tekst niet meer klopt.
Slide 34 - Tekstslide
Wat wordt er bedoeld met 'het doel' van een tekst?
Slide 35 - Open vraag
Herhalen theorie Lezen H6
Slide 36 - Tekstslide
Wie worden er bedoeld met "het publiek van een schrijver"?
Slide 37 - Open vraag
Waaraan kun je zien voor welk publiek, voor welke lezers, een tekst bedoeld is?
Slide 38 - Open vraag
Zelfstandig werken
Ga naar NN online en maak vier opdrachten 8, zie planning.