In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Lezen
Een korte quiz over Hs1 t/m 6 Lezen
Slide 1 - Tekstslide
Hoofd- en bijzaken
De belangrijkste informatie in een tekst noemen we de hoofdzaken. Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken. De hoofdzaken van een tekst vind je vaak op voorkeursplaatsen, zoals de inleiding en het slot van een tekst.
Slide 2 - Tekstslide
Een kernzin staat altijd aan het begin van de alinea
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Kernzinnen
De hoofdzaak van een alinea staat vaak in de kernzin. Dat is meestal de eerste zin van de alinea en soms de laatste. In de zinnen voor of na de kernzin staat dan een nadere uitleg of een voorbeeld.
De kernzin is ook weleens de tweede zin. De eerste zin kan dan het verband met vorige alinea’s aangeven, zoals: Er is nog een manier om mensen te leren kennen.
Soms heeft een alinea geen kernzin. Dan moet je zelf de hoofdzaak bepalen.
Slide 4 - Tekstslide
Signaalwoorden
Tekstverbanden en signaalwoorden (1) In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea’s met elkaar samen. Die samenhang heet het tekstverband.
Slide 5 - Tekstslide
Het signaalwoord 'daarom' geeft een.... aan
A
Oorzakelijk verband
B
Redengevend
C
Concluderend verband
Slide 6 - Quizvraag
Signaalwoorden die horen bij een oorzakelijk verband zijn:
A
Kortom, al met al
B
Omdat, daarom
C
Doordat, als gevolg van
Slide 7 - Quizvraag
Telwoorden worden gebruikt voor een...
A
conclusie
B
opsomming
C
tegenstelling
D
toelichting
Slide 8 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van een samenvattend verband
Slide 9 - Open vraag
Feiten, meningen en argumenten
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is. Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn.
Slide 10 - Tekstslide
Bij de huldiging van de sporters is de Dam Oranje.
A
Feit
B
Mening
Slide 11 - Quizvraag
"De Dam is wel erg oranje."
A
Feit
B
Mening
Slide 12 - Quizvraag
Kritisch lezen
Via televisie, radio, kranten, tijdschriften en vooral internet kun je snel en makkelijk informatie vinden. Maar die is niet altijd betrouwbaar. Je moet een tekst dus kritisch lezen.
Slide 13 - Tekstslide
Een wetenschappelijke tekst van 15 jaar geleden kan onbetrouwbaar zijn omdat...
Slide 14 - Open vraag
Als je kijkt naar de auteur van een tekst, vraag je je af....
A
wanneer het is geschreven
B
waar is het gepubliceerd
C
of iemand partijdig of onpartijdig is (motivatie)
Slide 15 - Quizvraag
Tekst en publiek
Een schrijver houdt altijd rekening met zijn publiek, want anders bereikt hij zijn doel niet. Een schrijver wil aansluiting met het publiek zodat ze blijven lezen.
Slide 16 - Tekstslide
Een tekst met veel jargon (vaktermen) kan je vaak vinden in....
A
een roddelblad over koninklijke huizen
B
een tijdschrift van een bepaalde beroepsgroep
C
een nieuwswebsite
D
een reclamefolder van een drogist
Slide 17 - Quizvraag
Teksten met veel kleur, korte zinnen en grote koppen zijn vaak voor...