Les 6: arbeidsdeling + H

Module 1, Hoofdstuk 2:
Van ruilen komt geen huilen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Module 1, Hoofdstuk 2:
Van ruilen komt geen huilen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen

  • Je kunt uitleggen wanneer een ruil tot stand komt (gebruik begrippen wederzijds voordeel en transactiekosten)
  • Je kunt uitleggen waarom je moet kunnen ruilen om te kunnen specialiseren
  • Je kunt uitleggen wat het voordeel is van specialiseren

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma


Uitleg Specialisatie (10 min)
Opgaven maken (35 min)
Afsluiting: wat heb je geleerd? (5 min)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
Pak pen & papier om aantekeningen te maken.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
Geen ruil > ieder moet eigen behoefte produceren.

Specialiseren in iets waar je goed in bent en dan met andere mensen ruilen 
Zo kun je in meer behoeften voorzien. 




Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijkste begrippen H2
Wat zijn transactiekosten?
  • Kosten (ook tijd) die gemaakt worden om een ruil (soms met contract) tot stand te brengen.

Wat is specialisatie?
  • Iemand doet waar hij of zij  goed in is: arbeidsverdeling

Wat is schaalvergroting?
  • Je maakt meer van hetzelfde (je produceert op grotere schaal)

Wat is arbeidsproductiviteit?
  • Productie van een persoon in een bepaalde tijd

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
Arbeidsproductiviteit > de productie per werknemer in een bepaalde tijdseenheid. 

APT stijgt > in dezelfde tijd meer verdienen. Door:
  • specialisatie/arbeidsdeling
  • schaalvergroting
  • gebruik van techniek

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Je wast auto’s op zaterdag. Je kunt 1 auto per uur wassen (inclusief stofzuigen / waxen).

Je arbeidsproductiviteit is dus 1 auto per uur. 
Als dat bijvoorbeeld €10 oplevert, kun je de arbeidsproductiviteit in euro’s uitdrukken: €10 per uur.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Een vriendje wil wel helpen. Hij zuigt terwijl jij wast. Je kunt dan met z’n tweeën 4 auto’s per uur doen. 
De arbeidsproductiviteit per persoon per uur is dan .. ?


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Specialisatie
Door specialisatie en arbeidsdeling ligt de arbeidsproductiviteit hoger en kun je in dezelfde tijd dus meer verdienen.

Het lijkt dus logisch je te specialiseren in iets waar je het best in bent en dan vervolgens met anderen te ruilen (die weer ergens anders het beste in zijn).

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgaven


Opgaven 2.9 tot en met 2.16
timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen

  • Je kunt uitleggen wanneer een ruil tot stand komt (gebruik begrippen wederzijds voordeel en transactiekosten)
  • Je kunt uitleggen waarom je moet kunnen ruilen om te kunnen specialiseren
  • Je kunt uitleggen wat het voordeel is van specialiseren

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijkste begrippen H2
Wat zijn transactiekosten?
  • Kosten (ook tijd) die gemaakt worden om een ruil (soms met contract) tot stand te brengen.

Wat is specialisatie?
  • Iemand doet waar hij of zij  goed in is: arbeidsverdeling

Wat is schaalvergroting?
  • Je maakt meer van hetzelfde (je produceert op grotere schaal)

Wat is arbeidsproductiviteit?
  • Productie van een persoon in een bepaalde tijd

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Specialisatie
Door specialisatie en arbeidsdeling ligt de arbeidsproductiviteit hoger en kun je in dezelfde tijd dus meer verdienen.

Het lijkt dus logisch je te specialiseren in iets waar je het best in bent en dan vervolgens met anderen te ruilen (die weer ergens anders het beste in zijn).

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma 


Herhaling belangrijkste begrippen (10 min)
Zelftest maken (25 min)
Nakijken zelftest (15 min)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een banketbakkersonderneming houden Fabien en Antoine zich bezig met het maken van gebak en het maken van bonbons.
In de volgende tabel is een overzicht gegeven van de tijd die zij nodig hebben voor het maken van een gebakje respectievelijk het maken van een bonbon. Veronderstel dat er wel arbeidsdeling plaatsvindt.
Bereken het totale benodigde aantal minuten als in totaal 100 gebakjes worden gemaakt en 100 bonbons worden gemaakt.
A
550
B
250
C
150
D
300

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Bereken het liquiditeitspercentage
van deze bank.
activa
passiva
liquide middelen
850
Rekening courant tegoed
5600
debiteuren
1450
A
6,6%
B
15,2%
C
25,9%
D
41,1%

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak opgaven 2,28 + 2,30 + 2,31
Hoe? In stilte, op een apart blaadje
Klaar? Lever het blaadje bij me in.
Klaar? Neem de samenvattingen H1 en H2 door op LWEO+

15 minuten voor het einde bespreken we de opgaven klassikaal

Slide 18 - Tekstslide

Sanne helpen met LWEO+