§ 2.3 Ruil, scholing en specialisatie VW 4 praktische economie week 38

§ 2.1 en 2.2 herhaling VWO
Kernprincipes:
1) Schaarste betekent kiezen tussen alternatieven
2) Alternatief aanwendbaar -> je kiest voor de optie met de hoogste nettobaten (baten-kosten)
3) Budgetlijn: alle productcombinaties die je kunt
 kopen van een gegeven budget




1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

§ 2.1 en 2.2 herhaling VWO
Kernprincipes:
1) Schaarste betekent kiezen tussen alternatieven
2) Alternatief aanwendbaar -> je kiest voor de optie met de hoogste nettobaten (baten-kosten)
3) Budgetlijn: alle productcombinaties die je kunt
 kopen van een gegeven budget




Slide 1 - Tekstslide

§ 2.3 Ruil, scholing en specialisatie
Waarom is specialisatie goed voor de economie?
Wie moet zich waarin specialiseren?

Kernwoorden:
- arbeidsproductiviteit
- specialisatie / arbeidsdeling


Slide 2 - Tekstslide

De kern van economie

Slide 3 - Tekstslide

De kern van economie: schaarste

Slide 4 - Tekstslide

Nettobaten = baten - kosten = beste keuze voor aanwending middelen tijd en geld
Opofferingskosten = de gemiste nettobaten van het beste, niet gekozen alternatief
baten/waardering
kosten/ongemak
netto baten
oppas
€ 30
€ 10
€ 20
concert
€ 60
€ 50
€ 10
Netflix
€ 15
€ 0
€ 15

Slide 5 - Tekstslide

Productcombinaties
1 uur uitslapen plus 2 uur sporten
of belegd broodje plus flesje water

zijn voorbeelden van productcombinatie

Slide 6 - Tekstslide

Budgetlijn tekenen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Belangrijke begrippen bij ruil
Autarkie: economie zonder ruil
Eigendom (eigendomsrechten)
Voorwaarden voor ruil: de ruilverhouding moet voor beide partijen aantrekkelijk zijn
Transactie kosten beïnvloeden de ruilverhouding
Instituties kunnen transactiekosten verlagen

Slide 9 - Tekstslide

2.2 Ruil: scholing en specialisatie
Als er geen sprake is van ruil, moet iedereen zelf produceren waar je behoefte aan hebt. Iedereen kan echter in meer behoeften voorzien als mensen zich scholen en specialiseren in iets waar ze goed in zijn en dan met andere mensen ruilen. 
Door scholing en specialisatie (en arbeidsdeling) neemt de arbeidsproductiviteit toe.


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Dus na specialisatie hebben we nu arbeidsdeling. Hierdoor neemt de arbeidsproductiviteit toe.
Arbeidsdeling is de taak opdelen in deeltaken. 

zo wordt de burger flipper steeds handiger en sneller --> arbeidsproductiteit neemt toe.

Arbeidsproductiviteit = productie per gewerkt uur. 
hoe hoger de arbeidsproductiviteit, hoe hoger het loon

Slide 12 - Tekstslide

Arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit is de productie per werknemer in een bepaalde tijdseenheid. 

De gemiddelde arbeidsproductiviteit 
in een bedrijf kan door arbeidsdeling 
omhoog.

Slide 13 - Tekstslide

Zelf auto's wassen en stofzuigen kost je 1,5 uur per auto. Een vriendje wil wel helpen. Hij stofzuigt terwijl jij wast. Je kunt dan met z’n tweeën 4 auto’s per uur doen. 
De arbeidsproductiviteit per persoon per uur is dan 
..............................................................................................

Slide 14 - Tekstslide

Eerst was je arbeidsproductiviteit per uur: 1,5 auto. 

Samen met je vriendje doe je meer auto's. Je kunt dan met z’n tweeën 4 auto’s per uur doen. 
De arbeidsproductiviteit per persoon per uur is dan 
4/2 = 2 auto’s

Je arbeidsproductiviteit is dus toegenomen door arbeidsdeling.


Slide 15 - Tekstslide

Specialisatie
Door specialisatie en arbeidsdeling ligt de arbeidsproductiviteit hoger en de kosten dus ......................... Het lijkt dus logisch je te specialiseren in iets waar je het best in bent en dan vervolgens met anderen te ruilen (die weer ergens anders het beste in zijn).

Slide 16 - Tekstslide

Specialisatie
Door specialisatie en arbeidsdeling ligt de arbeidsproductiviteit hoger en de kosten dus lager. 
Het lijkt dus logisch je te specialiseren in iets waar je het best in bent en dan vervolgens met anderen te ruilen (die weer ergens anders het beste in zijn).

Slide 17 - Tekstslide

Organisatievormen
lees in stilte blz 36
Maak opgave 4 blz 37 in teams

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Ik heb nog de volgende vragen:

Slide 20 - Woordweb