AVZ - lesweek 7

Vak: Afstemmen van de zorg (AVZ)
Fase: 3
Docent: Ikram Smaili
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vak: Afstemmen van de zorg (AVZ)
Fase: 3
Docent: Ikram Smaili

Slide 1 - Tekstslide

Aanwezigheidsregistratie
Aanwezigheid zal door de docent geregistreerd worden. Aanwezigheid kan meerdere malen tijdens de les worden gedaan. Bij vroegtijdig verlaten van de les, zonder geldige reden, zal je op 'ongeoorloofd afwezig' staan. 

Ben je te laat? Geef dit dan door aan het einde van de les aan de docent. Dit is jouw verantwoordelijkheid. 

Slide 2 - Tekstslide

Start van de les.. 
Geluk is.. 
Als je de wekker niet hoeft te zetten!


Juist of onjuist

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  1. Aan het einde van deze les weet je hoe je de cliënt en/of naastbetrokkene structuur kunt bieden
  2. Aan het einde van deze les weet je hoe je tijdig en regelmatig een professioneel gesprek kunt voeren

Slide 4 - Tekstslide

Begrippen check
Enkele begrippen om over na te denken..

  1. Dagstructuur
  2. Doevermogen
  3. Bemoeizorg
  4. Intrinsieke motivatie
  5. Extrinsieke motivatie
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Uitwerking begrippen
  1. Dagstructuur: een vaste en herkenbare indeling van de dag met verschillende terugkerende activiteiten. Denk aan vaste tijdstippen voor het opstaan, slapengaan, eten, sporten, werken, pauze enzovoort. Op dezelfde manier is een weekstructuur een vaste indeling van de week.
  2. Doevermogen: het vermogen om zelf doelen te stellen, in actie te komen, deze acties vol te houden en om te gaan met verleiding en tegenslag.
  3. Bemoeizorg: bemoeizorgteams bieden mensen ongevraagd ondersteuning, die anders niet de noodzakelijke hulp krijgen, omdat ze de hulpverlening wantrouwen en zorg mijden. 
  4. Extrinsieke motivatie: dit ontstaat door externe factoren, zoals een beloning, erkenning, dwang of straf. Dit is dus vaak gebaseerd op reacties van anderen op jouw gedrag.
  5. Intrinsieke motivatie: dit ontstaat van binnenuit, zoals vanuit passie en ervan genieten om iets te doen. Het gaat om positieve gevoelens, die vanzelf voortvloeien uit jouw gedrag.

Slide 6 - Tekstslide

Er zijn twee soorten doelen; korte termijndoelen en lange termijndoelen. Leg uit wat het verschil is tussen deze twee doelen.

Slide 7 - Open vraag

Een doel formuleer je alleen, het is niet nodig om de cliënt hierbij te betrekken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Een doel formuleer je altijd vanuit de huidige situatie oftewel het startpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Wat is doelgericht werken?
A
Doelgericht werken is GEEN onderdeel van methodisch werken, je hoeft niet te verantwoorden waarom je bepaalde acties en interventies hebt ingezet.
B
Doelgericht werken is structuur bieden, je hoef geen rekening te houden met de behoeften en mogelijkheden. Het gaat erom dat je gezamenlijk het doel behaald!
C
Bij doelgericht werken gaat het erom dat je NIETS wil veranderen aan een bestaande situatie.
D
Doelgericht werken is een onderdeel van methodisch werken, waardoor je kunt verantwoorden waarom je bepaalde acties en interventies hebt ingezet.

Slide 10 - Quizvraag

Theorie

Slide 11 - Tekstslide

Structuur
Als begeleider ondersteun je bij persoonlijke verzorging, wonen, dagbesteding en vrije tijd. 

Het doel is dat cliënten, met behulp van naastbetrokkenen, zo zelfstandig mogelijk functioneren tijdens de dagelijkse bezigheden en in de maatschappij. 

Een voorwaarde daarvoor is structuur. Wanneer structuur in je leven ontbreekt, zijn doelen vaak moeilijk of helemaal niet te bereiken.

Komt dit overeen met je BPV? Hebben jouw cliënten behoefte aan structuur? En wordt hen dit aangeboden?

Slide 12 - Tekstslide

Belang van structuur
Structuur geeft houvast, overzicht, veiligheid, rust, vertrouwen en een doel. Structuur is voor iedereen nuttig. Het is het tegenovergestelde van chaos en leegte. 

Structuur is van belang omdat je dan als begeleider rust en regelmaat biedt!

Hoe je een cliënt kunt ondersteunen bij het realiseren van structuur, hangt af van jouw werksetting: thuis of in een instelling.

Wat is het verschil tussen thuis of in een instelling?

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een professioneel gesprek?
  • Een professioneel gesprek is een functioneel gesprek waarbij je een bepaald doel wilt bereiken. 
  • Als je een professioneel gesprek voert, stuur je het gesprek richting het doel.
  • Bij het voeren van een professioneel gesprek ga je bewust en systematisch te werk. 
  • Je voert gesprekken aan de hand van een bepaalde opbouw.

Slide 14 - Tekstslide

Professionele gesprekken voeren
Tijdens je werk voer je verschillende soorten gesprekken met allerlei mensen. 

  1. Client: Zo geef je een cliënt bijvoorbeeld advies over de manier waarop hij zijn gezondheid kan bevorderen of stimuleer je iemand tijdens een gesprek om de zelfredzaamheid te vergroten. 
  2. Naastbetrokkenen: Je spreekt niet alleen met cliënten, maar ook met mensen uit zijn netwerk dus naastbetrokkenen.
  3. Collega's: Daarnaast werk je samen met collega's. Met al deze mensen voer je gesprekken.

Wat voor soort gesprekken heb jij al gevoerd op je BPV?

Slide 15 - Tekstslide

Opbouw professioneel gesprek
Instructie:
  • Pak het boek 'Communicatie en gedrag'.
  • Lees thema 2 '2.1 De structuur van een gesprek'.

Beantwoord onderstaande vragen:
  1. Welke vijf fasen kent een professioneel gesprek?
  2. Beschrijf per fase wat deze inhoudt.
  3. Wat is een social talk? In welke fase komt dit voor?
  4. Hoeveel tijd heb je nodig voor elke fase?

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk volgende week
Instructie:
  • Pak het boek 'Communicatie en gedrag'.
  • Lees thema 2 '2.2 Actief luisteren'

Beantwoord de onderstaande vragen:
  1. Wat zijn de kenmerken van actief luisteren?
  2. Wat zijn de fouten die je kan maken bij actief luisteren?
  3. Wat is de betekenis van LSD?

Slide 17 - Tekstslide

Begrippen opdracht
Wat ga je doen?
  • Maak een nieuwe map met de naam: De maatschappelijke zorg woordenboek;
  • Vanaf nu ga je iedere week de besproken begrippen (vaktermen) noteren in je maatschappelijke zorg woordenboek.

Wat is het doel?
  • Aan het eind van de module heb jij minimaal 200 nieuwe maatschappelijke begrippen (vaktermen) geleerd. 
  • Deze begrippen zijn van belang tijdens je stage en de volgende modules.

Welke begrippen ben jij tegengekomen? Noem minimaal 3 begrippen en werk deze uit.
De volgende les gaan we deze bespreken.. 
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Afronding les
Heb jij de onderstaande lesdoelen behaald?

  1. Aan het einde van deze les weet je hoe je de cliënt en/of naastbetrokkene structuur kunt bieden.
  2. Aan het einde van deze les weet je hoe je tijdig en regelmatig een professioneel gesprek kunt voeren.

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiting!
Bedankt voor jullie aandacht!  

Zijn er nog vragen? 

Geniet van de komende week.

Slide 20 - Tekstslide