Verleden tijd/Past simple. Basis regel en spellingsregels
Verleden tijd/Past simple: Vragen en negatieve zinnen
Alle Woorden en expressions
Slide 3 - Tekstslide
Hoe kun je dit leren?
Magister: bij de toets veel filmpjes en extra oefenmateriaal
Versterk jezelf/test jezelf om extra te oefenen.
Deze lijken op hoe het in de toets gevraagd wordt.
Woorden/expressions: Quizlet
Link in magister bij de toets
Slide 4 - Tekstslide
Extra uitleg of zelf aan de slag
Kom vooraan zitten voor extra uitleg
De rest gaat zelfstandig en zachtjes aan de slag met de opdrachten afmaken en leren voor de toets.
5.4: 1-10 en 5.5: 2-6 + 8-11
Klaar met opdrachten van 5.4 en 5.5? Dan woorden leren met quizlet of versterk jezelf/test jezelf maken.
Slide 5 - Tekstslide
Extra uitleg
Plaats en tijdsbepalingen
Adverbs of time
Adverbs of place
Hebben een vaste plek in de zin
Slide 6 - Tekstslide
Adverbs of time and place
Adverbs of place staan altijd achterin de zin
I like to go to the supermarket
Adverbs of time kunnen of voorin of achter in de zin staan
Yesterday, I did my homework/I did my homework yesterday.
Zet je hem voorin dan geeft je de tijd extra nadruk
Beide in 1 zin? Dan ezelsbruggetje toepassen: P komt voor T
I went to the store yesterday
Slide 7 - Tekstslide
Verleden tijd: Past simple
Basisregel: ww + ed
I walked to school yesterday
I raced around on my bike
I liked this painting
She decided that she wanted to quit
Slide 8 - Tekstslide
Verleden tijd: spellingsregels
1. Eindigt een werkwoord op -e zoals live? Dan voeg je alleen een -d toe. Dus: live wordt lived
Slide 9 - Tekstslide
Spellingsregels
2. Eindigt een werkwoord op een medeklinker en daarna een -y zoals try? Dan vervang je de -y met een -i in de past simple en zet je er weer -ed achter in de verleden tijd Dus: try wordt tried
Slide 10 - Tekstslide
Spellingsregels
3. Eindigt een werkwoord op een klinker en -y zoals play? Dan zet je er gewoon -ed achter in de verleden tijd Dus play wordt played
Slide 11 - Tekstslide
Spellingsregels
4. Eindigt een werkwoord op een klinker en een medeklinker zoals: Stop of clap? Dan verdubbel je de laatste medeklinker in de verleden tijd Dus stop wordt stopped en clap wordt clapped
Slide 12 - Tekstslide
Spellingsregels
5. Eindigt een werkwoord op een -L en heeft het 2 of meer lettergrepen zoals travel en cancel? Dan verdubbel je de L in de verleden tijd Travel wordt dan travelled en cancel wordt dan cancelled
Slide 13 - Tekstslide
Negative sentences
Negatieve/ontkennende zin:
I didn't/did not walk to school yesterday
Onderwerp + didn't/did not + hele werkwoord
Slide 14 - Tekstslide
Questions in the past simple
Vraagzin: Did you walk to school yesterday?
Regel: Did + onderwerp + hele werkwoord
Slide 15 - Tekstslide
LET OP!
Let op! Dus geen -ed bij vraagzinnen en negatieve zinnen. Altijd did! Alleen bij bevestigende zinnen in de past simple -ed
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Oefenen
Echt goed oefenen?
Maak van bevestigende zinnen in de verleden tijd een vraagzin en een ontkennende zin.
Slide 18 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Afmaken 5.4: 1-10 en 5.5: 2-6 + 8-11
Klaar? Woorden leren via quizlet (zie link huiswerk magister)
Grammatica leren versterk jezelf/test jezelf
Werk zachtjes = fluisteren
Gebruik je tijd goed, je kunt nu nog vragen stellen.