AG5 H8 Check! Zuren in water

Check! Zuren in water
H8
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Check! Zuren in water
H8

Slide 1 - Tekstslide

Waarom geleidt methanol in water geen elektrische stroom?

Slide 2 - Open vraag

Methanol vormt geen ionen in water.

Slide 3 - Tekstslide

Waarom geleidt een oplossing van kaliumjodide wel elektrische stroom?

Slide 4 - Open vraag

Kaliumjodide is een zout en bij oplossen zijn er ionen die vrij kunnen bewegen. Deze ionen zorgen voor stroomgeleiding.

Slide 5 - Tekstslide

Een zuur kan....
A
een elektron opnamen
B
een elektron afstaan
C
een H+ opnemen
D
een H+ afstaan

Slide 6 - Quizvraag

Moleculaire stoffen geleiden opgelost in water geen stroom
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Waterstofchloride, HCl, en ethaanzuur CH3COOH geleiden allebei de stroom als ze opgelost zijn in water. Beide stoffen zijn ook moleculaire stoffen.
Dus zuren die tot de moleculaire stoffen behoren kunnen de stroom geleiden wanneer ze opgelost zijn in water. Door ionisatie ontstaan er vrije ionen.

Slide 8 - Tekstslide

Geef in een paar zinnen weer wat het verschil is tussen een zwak en een sterk zuur

Slide 9 - Open vraag

Bij een zwak zuur treedt maar gedeeltelijke ionisatie op. Er onstaat een evenwicht. Bij sterke zuren is de ionisatie volledig en is er geen evenwicht.

Slide 10 - Tekstslide

In bekerglas 1 zit 50 mL van een 0,10M oplossing van het zuur HA. In bekerglas 2 zit 50 mL van een 0,10M oplossing van het zuur HB.
In bekerglas 1 is de stroomgeleiding veel hoger dan in bekerglas 2. Welke uitspraak klopt niet?
A
Beide zuren ioniseren in water
B
Beide zuren kunnen een zwak zuur zijn
C
HA is een zwak zuur en HB is een sterk zuur
D
de pH in beide beker-glazen is kleiner dan 7

Slide 11 - Quizvraag

Als de concentraties van beide zuren gelijk zijn dan betekent een (veel) hogere stroomgeleiding ook dat het betreffende zuur meer geïoniseerd is. Dan is dat dus een sterker zuur dan dan het zuur met de lagere stroomgeleiding.

Slide 12 - Tekstslide

Een zwak zuur lost altijd slechter op in water dan een sterk zuur
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Het is niet zo dat een zwak zuur slechter oplost. Als je kijkt naar het sterke zuur zoutzuur (waterstofchloride-oplossing) en ethaanzuur (azijnzuur) dan geldt voor zoutzuur dat er maximaal 12 mol/L kan oplossen en voor ethaanzuur 15 mol/L

Slide 14 - Tekstslide


A
HA en HB zijn beide zwakke zuren
B
HA is sterk en HB een zwak zuur
C
HA is zwak en HB een sterk zuur
D
HA en HB zijn beide sterke zuren

Slide 15 - Quizvraag

Hiernaast zie je achtereenvolgens de notatie voor de oplossing van...
A
een sterk zuur / sterk zuur
B
een sterk zuur / zwak zuur
C
een zwak zuur / sterk zuur
D
een zwak zuur/ zwak zuur

Slide 16 - Quizvraag

Leg uit waarom de notatie van een zwak zuur HZ (aq) is en niet de geïoniseerde vorm

Slide 17 - Open vraag

Bij een zwak zuur HZ ioniseert maar een klein deel tot H3O+ en Z-
Het grootste gedeelte blijft HZ , dus vandaar de notatie HZ (aq) voor het aangeven van een oplossing van een zwak zuur. Dus bij ethaanzuur is de notatie CH3COOH (aq).  
Bij een sterk zuur schrijf je de ionen op als notatie voor een oplossing van het zuur omdat het zuur volledig ioniseert.
 Bijvoorbeeld zoutzuur: H3O+ (aq) + Cl- (aq)

Slide 18 - Tekstslide