Herhaling zuren en basen

Herhaling zuren en basen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling zuren en basen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Vandaag doen we de herhaling van H7
pH, indicatoren, zuren en basen in water, tabel 49, notatie en zuurbase reacties 
morgen pH berekeningen 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Dit is de pH schaal, pH = zuurtegraad
Zuren                                                           Basen


Hoe lager de waarde hoe zuurder de oplossing is. (vaak dan ook meer bijtend, slecht voor bv je tanden etc.)
Hoe hoger de waarde hoe basischer de oplossing. (dan ook meer bijtend, veel schoonmaakmiddelen zijn basich)

Slide 4 - Tekstslide

Hoe weet je of iets zuur/basisch is?

Slide 5 - Tekstslide

Hoe weet je of iets zuur/basisch is?
Gebruik maken van een pH-indicator

Kan papier zijn (lakmoes papier)

Slide 6 - Tekstslide

indicatoren
Kleuren staan in tabel 52A

Omslagtraject is dan een mengsel tussen de twee kleuren 

Slide 7 - Tekstslide

Zuren
Zuren zijn deeltjes die één of meer waterstofatomen hebben

Een zuur kan in een oplossing een H+ afstaan (H+ donor)
H+ = proton genoemd



Slide 8 - Tekstslide

Zuren
Een zuur kan in een oplossing een H+ afstaan

Algemeen 
HZ --> H+ + Z-
Z staat voor algemeen willekeurig zuur
= ionisatievergelijking

Slide 9 - Tekstslide

Ionisatie vergelijking
Algemeen
HZ --> H+ + Z-

Hoe is dat dan voor HCl of HNO3?

Slide 10 - Tekstslide

Ionisatie vergelijking
Algemeen
HZ --> H+ + Z-

Hoe is dat dan voor HCl of HNO3?
HCl --> H+ + Cl-
HNO3 --> H+ + NO3-

Slide 11 - Tekstslide

De zuurgroep 
Aanwezig bij organische zuren
organische zuren = koolstofketen met een (of meer) zuurgroep


Bestaat uit dubbel gebonden O + OH
(COOH) 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

de zuurgroep 
alleen maar aan het begin/eind van een molecuul 

waarom?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Naamgeving

Stam + zuur (geen getal nodig)

Je begint altijd met tellen bij de zuurgroep (1) 

De C van de zuurgroep hoort bij de stam


Slide 16 - Tekstslide

propaanzuur

Slide 17 - Tekstslide

butaanzuur

Slide 18 - Tekstslide

Ionisatie vergelijking (2 manieren)
CH3CH2COOH --> CH3CH2COO- + H

OF

C3H6O2 --> C3H5O1- + H+

Slide 19 - Tekstslide

Geef de ionisatie vergelijkingen
1. zwavelzuur
2. ethaanzuur 
3. HCN

Slide 20 - Tekstslide

Sterke en zwakke zuren
Sterke zuren 
splits volledig op in H+ en zuur rest ionen 
bv: 100 moleculen HCl, splitsen ook alle 100 op


Slide 21 - Tekstslide

Sterke en zwakke zuren
Sterke zuren 
splits volledig op in H+ en zuur rest ionen 
bv: 100 moleculen HCl, splitsen ook alle 100 op

zwakke zuren 
splitsen niet volledig op in H+ en zuur rest ionen
bv: 100 moleculen CH3COOH, waar maar 30 moleculen opsplitsen 

Slide 22 - Tekstslide

Notatie zuren(wat heb je het meeste in je oplossing)
Sterke zuren: je noteert wat na de pijl staat
bv HCl (g) --> H+ (aq) + Cl- (aq) 
dan noteer je H+ (aq) en Cl- (aq)

Zwakke zuren: je noteert wat voor de pijl staat
bv: CH3COOH --> H+ + CH3COO-

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

HClO is een
A
zwak zuur
B
sterk zuur
C
tering zwak zuur

Slide 25 - Quizvraag

H3PO3 is een
A
zwak zuur
B
sterk zuur
C
tering zwak zuur

Slide 26 - Quizvraag

H2 is een
A
zwak zuur
B
sterk zuur
C
tering zwak zuur

Slide 27 - Quizvraag

Basen
Base neemt een proton op

H+ moet ergens vandaan komen --> van water (uit de oplossing) of van een zuur (als deze aanwezig is) 



Slide 28 - Tekstslide

Basische oplossing 
Base neemt H+ op van water
(basen hebben vaak een - lading)

Bv
H- + H2O --> OH- + H2
 

Slide 29 - Tekstslide

Basische oplossing 
Base neemt H+ op van water
(basen hebben vaak een - lading)

Bv
H- + H2O --> OH- + H2
  OH- is een kenmerkend ion die de oplossing basisch maakt. Hoe meer OH-, hoe hoger de pH

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Regels notatie zijn hetzelfde als voor de zuren

Slide 32 - Tekstslide

Geef de notatie van de volgende zuren/basen
1. HClO3
2. HTe-
3. H- 
4. CH3COOH

Slide 33 - Tekstslide

Zuur base reacties
Als zowel een zuur als een base aanwezig is in de oplossing

Overdracht van protonen (H+)
zuur doneert H+ aan base

Slide 34 - Tekstslide

Notatie
Je hebt die notatie nodig om de reactie op te stellen 

Slide 35 - Tekstslide

Vb
Azijnzuur (CH3COOH) reageert met natronloog (Na+ en OH-
1. Zoek de zuren en basen en check of ze sterk/zwak zijn

2. Geef de notatie van de zuren en basen

3. Geef de reactie

Slide 36 - Tekstslide

Vb
Azijnzuur (CH3COOH) reageert met natronloog (Na+ en OH-
1. Zoek de zuren en basen en check of ze sterk/zwak zijn
CH3COOH en OH- (Na+ is geen zuur/base, staat niet in T49)
2. Geef de notatie van de zuren en basen
*kies dan ook de deeltjes die als zuur/base reageren
3. Geef de reactie

Slide 37 - Tekstslide

Vb
Azijnzuur (CH3COOH) reageert met natronloog (Na+ en OH-
1. Zoek de zuren en basen en check of ze sterk/zwak zijn
CH3COOH en OH-
2. Geef de notatie van de zuren en basen
CH3COOH en OH-
3. Geef de reactie

Slide 38 - Tekstslide

Vb
Azijnzuur (CH3COOH) reageert met natronloog (Na+ en OH-
1. Zoek de zuren en basen en check of ze sterk/zwak zijn
CH3COOH en OH-
3. Geef de reactie
CH3COOH + OH- --> CH3COO- + H2O

Slide 39 - Tekstslide

Stel de zuur base reactie op van ammoniak en zoutzuur (HCl)

Slide 40 - Tekstslide

Geef de zuurbase reactie van salpeterzuur en ammoniak

Slide 41 - Tekstslide

Geef de ionisatie vergelijking + notatie van de volgende zuren/basen
1. CN-
2. CH3COOH
3. HF
4. NH2-

Slide 42 - Tekstslide

leg van alle zouten uit of de pH boven of onder de 7 komt als je ze oplost in water, klaar? Pak een opdrachten blad
1. kaliumsulfaat
2. magnesiumfluoride
3. natriumchloride
4. natriumsulfide

Slide 43 - Tekstslide