In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken
Slide 1 - Tekstslide
Een bioloog beweert dat gieren die in de Alpen wonen tot dezelfde populatie horen. Noem twee voorwaarden waaraan een groep dieren moet voldoen om tot dezelfde populatie te behoren?
Slide 2 - Open vraag
Doel
Je kunt verschillende relaties tussen organismen herkennen en benoemen:
Je kunt op basis van een tekst een voedselketen/voedselweb maken.
Je kunt inschatten hoe een verandering in de populatiegrootte van 1 soort de andere soorten in een keten/web zou kunnen beinvloeden.
Slide 3 - Tekstslide
typen relaties
Voedsel
Competitief
Symbiotisch
Slide 4 - Tekstslide
Soorten relaties
intraspeciefieke relaties (binnen een soort)
- concurrentie, ziekteverspreiding
+ voortplanting, veiligheid
interspecifieke relaties (tussen soorten)
- concurrentie
-/+ voedselrelaties
-/+ symbiotische relaties
Slide 5 - Tekstslide
Concurrentie
als twee (groepen) individuen dezelfde beperkende hulpbronnen gebruiken.
Wanneer de niches overlappen
Slide 6 - Tekstslide
Gevolgen competitie
Slide 7 - Tekstslide
Wat voor soort relatie zie je afgebeeld op het plaatje?
Slide 8 - Open vraag
Wat voor soort relatie zie je afgebeeld op het plaatje?
Slide 9 - Open vraag
Symbioses (interspecifiek)
Het samenleven van individuen van verschillende soorten. Er zijn drie samenlevingsvormen.
Mutualisme (beide partners hebben baat) + /+ Parasitisme (een heeft baat, de ander last) +/ - Commensalisme (een heeft baat, de ander geen last) +/ o
Slide 10 - Tekstslide
Mutualisme is een vorm van symbiose, waarbij allebei de soorten voordeel hebben van de relatie. Een win win situatie dus.
Voorbeelden van mutualisme
Slide 11 - Tekstslide
Commensalisme is een vorm van symbiose, waarbij één van de soorten voordeel heeft van de relatie en de ander maakt het niet zo veel uit. (geen voordeel en geen nadeel)
De reiger profiteert van de insecten die op de mest afkomen en de in de omgewoelde grond zitten. Buffel heeft geen uitgesproken voordeel of nadeel
Remora vissen zwemmen mee en eten de restjes van de haai.
Slide 12 - Tekstslide
Parasitisme is een vorm van symbiose, waarbij één van de soorten voordeel heeft van de relatie en de ander een nadeel.
Voorbeelden van parasieten en gastheer
Slide 13 - Tekstslide
Er zijn duidelijke verschillen tussen parasitisme en predatie.
- Meestal is de parasiet klein ten opzichte van de gastheer. De predator is meestal groot vergeleken met de prooi.
- parasiet en gastheer leven langere tijd samen; bij predator prooi is er een (eenmalige) korte ontmoeting.
- de prooi wordt gedood, de gastheer heeft schade, maar blijft in leven (een parasiet heeft niets aan een dode gastheer)
Slide 14 - Tekstslide
De relatie tussen de neushoorns en ossenpikkers blijkt ingewikkelder dan van te voren gedacht. De ossenpikkers voeden zich niet alleen met teken die in de wonden van een neushoorn zitten, maar zorgen er ook voor dat de wonden van de neushoorn niet kunnen helen door ze open te pikken. Welke vorm/vormen van symbiose komt/komen hier voor? Leg uit.
Slide 15 - Open vraag
Bij veldonderzoek in Afrika is gebleken dat de mestkevers huisvesting bieden aan allerlei andere diersoorten, waaronder mijten. De mijten laten zich door de mestkevers transporteren naar een nieuwe hoop mest. Daar verspreiden de mijten zich in de mest waaruit zij hun voedsel halen. Door sommige onderzoekers wordt de symbiose tussen mestkevers en mijten parasitisme genoemd, anderen menen dat de mestkever alleen als transportmiddel voor mijten dient.
Aan welke voorwaarde moet zijn voldaan om deze relatie parasitisme te noemen?
Slide 16 - Open vraag
DOEL
Je kunt voedselrelaties juist weergeven in een voedselweb of voedselketen en aan de hand van een voedselketen of voedelweb voorspellen wat het effect is van verstoringen (jacht, gebruik van insecticiden, maaien etc)
Je kunt de verschillende termen voor trofische (=voedsel) relaties herkennen en gebruiken
Slide 17 - Tekstslide
Met het woord voedselnet (of voedselweb) duidt men aan (R)
A
het aantal diersoorten dat elkaar eet
B
de onderlinge voedselrelaties in een ecosysteem
C
het evenwicht tussen de producenten en de diverse consumenten
D
de voedingswijze van spinnen en aanverwante soorten
Slide 18 - Quizvraag
Voedselketen
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Hoe wordt de in deze bron weergegeven voedselrelatie tussen de zeester en de zeeslak genoemd?
Slide 21 - Open vraag
Welk van de organismen in dit voedselweb behoort of welke behoren zowel tot de consumenten van de vierde als tot die van de vijfde orde?
Slide 22 - Open vraag
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Gebruik je voedselweb van de vorige vraag. Charles is een befaamd visser en heeft een commercieel vissersbedrijf opgezet. Zijn bedrijf specialiseert zich in het vangen van ansjovis.
Beredeneer wat voor effect de aanwezigheid van Charles zijn bedrijf heeft op de populatie witte haaien.
Slide 25 - Open vraag
In de praktijk blijkt het antwoord op de vorige vraag niet helemaal te kloppen. Het bedrijf van Charles vangt inderdaad heel veel ansjovis, maar de hoeveelheid otters neemt daardoor niet af. Leg uit hoe dit toch kan. Gebruik wederom je voedselweb.
Slide 26 - Open vraag
Huiswerk
Maken toetsvragen bij 23.3 Maken oefenvragen bij 23.5
Moeilijk? Oefenvragen maken, en in KWT de toetsvragen