Maatschappelijk vraagstuk uitleg en oefenen

AMV examentraining 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

AMV examentraining 

Slide 1 - Tekstslide

Tips amv
- citaat: “Eerste drie woorden ... laatste drie woorden”
- Wat is je al gegeven? welke kenmerken, theorieën?  
- Lees goed de vragen
- Ken alles uit je hoofd en oefen super goed op eindexamensite.nl 
- AMV bestaat uit veel punten, dus zonde om te laten liggen. 

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf de vier kenmerken op waar je aan kunt herkennen dat een probleem ook een maatschappelijk probleem is

Slide 3 - Open vraag

4 kenmerken van een maatschappelijk probleem/vraagstuk

- veel mensen vinden het probleem onwenselijk 
- het is een probleem dat door de politiek of door een gezamenlijke actie kan worden opgelost
- het probleem krijgt de aandacht van de media
- er zijn veel verschillende meningen over de oplossing van het probleem

Slide 4 - Tekstslide

Je krijgt zo een slide te zien met een tekstbron
welk kenmerk van een maatschappelijk probleem herken je in de tekst?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Welk kenmerk past het beste bij het vorige stukje tekst?
A
veel mensen vinden het onwenselijk
B
het is een probleem dat door de politiek of door een gezamenlijke actie kan worden opgelost
C
het probleem krijgt de aandacht van de media
D
er zijn veel verschillende meningen over hoe het probleem het best kan worden opgelost

Slide 7 - Quizvraag

Je krijgt zo een slide te zien met een tekstbron
welk kenmerk van een maatschappelijk probleem herken je in de tekst?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Welk kenmerk past het beste bij het vorige stukje tekst?
A
veel mensen vinden het onwenselijk
B
het is een probleem dat door de politiek of door een gezamenlijke actie kan worden opgelost
C
het probleem krijgt de aandacht van de media
D
er zijn veel verschillende meningen over hoe het probleem het best kan worden opgelost

Slide 10 - Quizvraag

Je kunt op vier manieren naar een maatschappelijk probleem 'kijken'
- politiek juridisch
- sociaal-economisch
- veranderings/vergelijkingings
- sociaal-cultureel


Dit zijn de vier invalshoeken. 

Slide 11 - Tekstslide

Politiek-juridisch
- wetten
- rechters
- ministers
- burgemeester
- strafbare feiten
- politiek
- officier van justitie
- gemeenteraad
- parlement
- etc.

Slide 12 - Tekstslide

Sociaal economisch
- belangen (iets wat je wil 'hebben' of bereiken)
- geld
- financiën
- bedrijven
- inkomsten
- begrotingen, geldstromen


Slide 13 - Tekstslide

Veranderende vergelijkende bril?
- hoe ging dit vroeger?
- we zien nu dat...terwijl vroeger?
- in andere landen gaat het zo
- Nederland loopt voor op andere landen
- dit kon vroeger echt niet en nu wel
- wat we tegenwoordig veel meer zien dan vroeger
- hoe doen andere landen dit?

Slide 14 - Tekstslide

Sociaal cultureel
- Met welke normen (gedragsregels) heeft dit te maken?
- Hoe gaat dit in andere culturen?
- Welke waardes komen nu in gevaar?
- Wat zegt dit over de cultuur in een groep?
- Welke norm wordt hier overschreven?
- Wie hechten er waarde aan dit probleem en waarom?

Slide 15 - Tekstslide

Welke invalshoek?
"Hoe keek men in het verleden tegen dit probleem aan?"
A
sociaal-economische
B
politiek-juridische
C
sociaal-culturele
D
veranderings- en vergelijkende

Slide 16 - Quizvraag

Onder welke invalshoek vallen normen en waarden?
A
Politiek-Juridisch
B
Sociaal-Economisch
C
Sociaal-Cultureel
D
Veranderings-Vergelijkend

Slide 17 - Quizvraag

Welke invalshoek?
Wat zijn de financiële belangen van de betrokkenen?
A
Sociaal economische
B
Politiek juridische
C
Sociaal culturele
D
Veranderings en Vergelijkende

Slide 18 - Quizvraag

Functies van de media
Welke functies (welk nut) heeft de media voor onze samenleving en voor onze democratie?

Slide 19 - Tekstslide

Functies van de media voor onze samenleving
- Socialiserende functie (we leren gedrag aan en af)
- Informerende functie (we krijgen nieuwe informatie)
- Educatieve functie (we leren wat)
- Amuserende functie (we vermaken ons)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Welke 2 functies zijn hier te herkennen? Leg ook uit waarom.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Functies van de media voor onze democratie
• Informatiefunctie: via media worden burgers geïnformeerd over overheidsbeleid
over zaken die zich afspelen in de politiek en de maatschappij. Dat is belangrijk,
omdat burgers op basis daarvan hun mening kunnen vormen. 

• Controle- of waakhondfunctie: media zelf stellen politieke en maatschappelijke
misstanden aan de kaak en kunnen kritisch onderzoek naar het uitgevoerde (of
beloofde) beleid van de overheid doen. Ze worden daarom ook wel de waakhond van
de democratie genoemd. 

• Agendafunctie: via vrije pluriforme media kunnen allerlei actoren proberen de
publieke (en soms daarmee ook de politieke) agenda te beïnvloeden.

Slide 25 - Tekstslide

Welke dingen spelen een belangrijke rol bij de mediawetgeving?

Slide 26 - Open vraag

De volgende dingen spelen een sterke rol bij de mediawetgeving:
​Pluriformiteit (variatie, diversiteit in media)
​Vrijheid van pers 
Vrijheid van meningsuiting​ (de pers mag in Nederland vrij hun mening uiten)

Slide 27 - Tekstslide

Beïnvloedingstheorieën
Gedachtes over de media en hoe die van invloed kan zijn op gesprek, de politiek, ons denken

Slide 28 - Tekstslide

de beïnvloedingstheorieën
Injectienaaldtheorie
Deze theorie gaat ervan uit dat media mensen ‘volspuiten’ met bepaalde ideeën. Mensen
zouden deze ideeën makkelijk en zonder kritiek overnemen. De media zijn volgens deze
theorie in staat tot indoctrinatie (iemand brainwashen) en manipulatie (waarheid
verdraaien). Een voorbeeld hiervan is dat iemand de opvatting over vluchtelingen uit een
nieuwsbericht zonder te twijfelen overneemt. Dit was een van de eerste theorieën over de
invloed van media op mensen. 

Slide 29 - Tekstslide

Framingtheorie 
Framingtheorie 
Volgens de framingtheorie kunnen de media een onderwerp op een bepaalde manier
belichten. Daardoor wordt gestuurd hoe de ontvangers van die boodschap nadenken en
praten over het onderwerp. Deze framing door de media kan bewust of onbewust
plaatsvinden. Een voorbeeld hiervan is dat mensen die een nieuwsbericht over de
economische gevolgen van de komst van vluchtelingen ook vooral op die manier met elkaar
over dit onderwerp zullen praten.

Slide 30 - Tekstslide

Agendatheorie 
Agendatheorie
Volgens deze theorie hebben media - door de hoeveelheid aandacht die ze aan bepaalde
onderwerpen besteden - invloed op waar mensen over praten en wat mensen belangrijk
vinden, maar hebben media geen directe invloed op hoe mensen over deze onderwerpen
denken. Een voorbeeld hiervan is dat mensen en de politiek veel over het onderwerp
vluchtelingen zullen praten wanneer hier in de media veel aandacht voor is.

Slide 31 - Tekstslide

Theorie van selectieve perceptie
Theorie van selectieve perceptie
Mensen nemen waar op basis van hun referentiekader (normen en waarden die je hebt
meegekregen in je leven). Informatie die daar niet bij past, wordt niet waargenomen.
Sommige communicatiedeskundigen zijn dan ook van mening dat de media alleen die
mensen kan bereiken, die ervoor open staan. Een voorbeeld hiervan is dat iemand die
positief is over vluchtelingen niet beïnvloed zal worden door een nieuwsbericht dat negatief
over vluchtelingen is.

Slide 32 - Tekstslide

Nieuwsselectie 
Media spelen een belangrijke rol in de selectie, productie en verspreiding van nieuws en
hebben daardoor veel invloed op de aandacht die er is voor een maatschappelijk vraagstuk.
Niet alle maatschappelijke vraagstukken krijgen media-aandacht. Omdat media beperkte
ruimte of zendtijd hebben kan niet alles kan getoond worden.

Slide 33 - Tekstslide

Welke nieuwsselectiecriteria heb je allemaal?

Slide 34 - Open vraag

nieuwsselectiecriteria
• waarden en normen van de journalisten (referentiekader)
• actualiteit
• uitzonderlijkheid
• nabijheid
• de doelgroep
• commerciële belangen (levert het geld op)
• de belangstelling van een (groot) publiek
• identiteit van het medium

Slide 35 - Tekstslide

Hoe zorgen journalisten dan dat ze zo objectief mogelijk zijn?
- een scheiding maken tussen objectief (feiten) en subjectief (meningen)
- hoor en wederhoor toepassen (beide 'kanten' horen)
- meerdere bronnen gebruiken (1 bron is geen bron)

Slide 36 - Tekstslide

Maakt het referentiekader van een journalist haar meer subjectief of objectief?
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 37 - Quizvraag

Vergelijk de onderstaande krantenkoppen: welke kop is het meest objectief?
A
"Overvallers krijgen vier maanden"
B
softe straffen voor criminele broers"

Slide 38 - Quizvraag

Tekst 1: Steeds meer jongeren dakloos: ‘Te vroeg aan ons lot overgelaten’
Het aantal daklozen is de afgelopen jaren flink gestegen, zo bleek vandaag uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Ook onder jongeren is dat een groot probleem: in de afgelopen drie jaar verdrievoudigde het aantal daklozen tussen de 18 en 30 jaar, tot ruim 12.000.
Een groot probleem, zeggen hulporganisaties, dat volgens hen vooral te wijten is aan het gebrek aan geschikte woningen. “Pas met een woning krijg je rust”, zegt Hella Masuger van Stichting Zwerfjongeren. “En kun je gaan nadenken over hoe je je schulden kunt aflossen en je leven kunt oppakken. Zonder vast huis blijf je aanmodderen.”
Dat je zomaar op straat kunt belanden, weet ook de 27-jarige Mohini. Op haar 18de werd ze dakloos, toen ze officieel meerderjarig was en daardoor niet meer in aanmerking kwam voor jeugdzorg. “Eerst kreeg ik onderdak bij een instantie. Maar na mijn verjaardag stopte dat en kwam ik op straat te staan.”
Mohini volgde een studie, maar kon door een lange wachttijd alsnog geen huis vinden. Ze was een ‘economisch dakloze’, iemand die ondanks een studie of baan alsnog geen huis kan vinden. Volgens staatssecretaris Blokhuis wordt de toename van het aantal daklozen in toenemende mate door die groep veroorzaakt. “Pas na twee jaar wachten en rondzwerven vond ik een studio”, vertelt Mohini. “Maar daar moet ik binnenkort uit, omdat ik ben afgestudeerd.”

naar: www.nos.nl van 23 augustus 2019

Slide 39 - Tekstslide

Zie tekst 1.
Zo objectief mogelijke nieuwsverstrekking moet voldoen aan drie criteria. Een criterium is het scheiden van feiten en meningen.

Leg uit of in tekst 1 wel of niet aan het criterium ‘scheiden van feiten en meningen’ is voldaan.

Slide 40 - Tekstslide

Leg uit of in tekst 1 wel of niet aan het criterium ‘scheiden van feiten en meningen’ is voldaan.


Slide 41 - Open vraag

antwoord
In tekst 1 is wel aan het criterium gedaan want

bij de meningen in tekst 1 staat telkens aangegeven van wie de mening is.
in tekst 1 worden de meningen aangegeven door het gebruik van aanhalingstekens of door woorden als volgens of zeggen/zegt. 

Slide 42 - Tekstslide

Op eindexamensite oefenen met amv!

Slide 43 - Tekstslide