taalverrijking

Taalverrijking
afleidingen, stijlfouten, vaktaal en homoniemen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Taalverrijking
afleidingen, stijlfouten, vaktaal en homoniemen

Slide 1 - Tekstslide

1.7 afleidingen
+ voorvoegsels (prefix) en achtervoegsels (suffix)
+ zn + prefix/suffix
+ onnatuurlijk

Slide 2 - Tekstslide

Noteer een afleiding.

Slide 3 - Woordweb

3.7 stijlfouten
+ herhaling leerjaar 1 + 2
+ leerjaar 3
+ maak deel B

Slide 4 - Tekstslide

Mij, me, mijn en m’n (3)
+ persoonlijk voornaamwoord, wederkerend voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord
+ Vraag dat niet aan mij (vervangen door een naam)
+ Dat is me nooit verteld! (vervangen door een naam)
+ Dat is mijn moeder (bezit, van mij)

Slide 5 - Tekstslide

Jou, jouw en jij (3)
+ persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord
+ Ik ben gek op jou (vervangen door een naam)
+ Ik heb jouw schrift niet geleend. 
+ Jij bent ouder dan ik.

Slide 6 - Tekstslide

Als/dan (3)
+ trappen van vergelijking
+ mooi, mooier, mooist
+ stellende, vergrotende en overtreffende trap
+ bij vergrotende trap: dan
+ bij ongelijkheid: dan
+ bij gelijkheid: als
Hij is even oud als ik. 

Slide 7 - Tekstslide

Zij, hun en hen (4)
+ meervoud, bezittelijk voornaamwoord en persoonlijk voornaamwoord
+ Zij zijn te laat.
+ Het is niet hun schuld (bzn, schuld)
Ik zal het aan hen vragen (meew. vw.)
Hun is nooit onderwerp! 


Slide 8 - Tekstslide

Die, dat en wat (3)
+ afhankelijk van lidwoord
+ De boom DIE daar staat.
+ Het meisje DAT daar loopt.
+ Wat = onbepaald 
Het is wat ik zeg.

Slide 9 - Tekstslide

Met wie en waarmee, door wie/waardoor, op wie/waarop (3)
+

+ doet een persoon het? met wie/door wie/op wie
+ doet een ding het? waarmee/waardoor/waarop

Slide 10 - Tekstslide

Dat en wat (2)
+ dat is bepaald en specifiek : dat vind ik leuk (aanwijzen)
+ wat is onbepaald en slaat terug op de hele vorige zin
Dat onderdeel van Nederlands, wat ik leuk vind.

Slide 11 - Tekstslide

Maak eens een vergelijking met als.

Slide 12 - Woordweb

Maak eens een vergelijking met dan.

Slide 13 - Woordweb

2.7 vaktaal
+ jargon
+ in bepaalde groepen gebruikt
+ herkenning
+ SO, FIFO e.d.

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
+ maak 1.7, deel B
+ maak 2.7 (lees ook de theorie van leerjaar 1 + 2), deel B
+ maak 3.7, deel B
+ maak de voortgangstoetsen (deel D)

Slide 15 - Tekstslide

homoniemen, homofonen en homografen

hetzelfde, maar toch anders

Slide 16 - Tekstslide

homoniemen
homo = hetzelfde/gelijk
+ niem = naam
+ homoniem = dezelfde naam
WEL een andere betekenis

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

homofonen
homo = hetzelfde/gelijk
+ foon = klank
+ homofoon = dezelfde klank
WEL een andere betekenis

Slide 20 - Tekstslide

homografen
homo = hetzelfde/gelijk
+ graaf = schrift
+ homofoon = hetzelfde schrift
WEL een andere betekenis

Slide 21 - Tekstslide

Zoek nu zelf eens een voorbeeld van een homoniem, homofoon of homograaf.

Slide 22 - Open vraag

SO Taalverrijking 

+ dinsdag 18 oktober (MT3D)
+ donderdag 20 oktober (M3A)

Slide 23 - Tekstslide