periode 1 M3

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

periode 1 

mavo 3

toetsing

+ een so spelling in week 5

+ een so taalverrijking in week 7

so spelling

een so'tje in week 5 over de onderdelen ww-spelling, gebruik van hoofdletters, punten en komma's, trema en koppelteken, tussenletter(s) in samenstellingen

doel 1

Leerlingen gebruiken de regels voor het spellen van ww in de tt, vt en vd.

Wat weten we al van werkwoorden?

uitleg

Een werkwoord is een doe-woord. 

Je hebt verschillende vormen: persoonsvorm, heel werkwoord en een voltooid deelwoord.

Vorm een zin met in elk geval 1 werkwoord.

Vorm een zin met in elk geval 2 werkwoorden.

oefenen

Noteer de juiste spelling van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd. 

Wissel uit/overleg met je buurman/buurvrouw. 

bespreken

gezamenlijk bespreken van de antwoorden

hoeveel antwoorden had je goed?

uitleg 

verleden tijd

't kofschip

-t/-d/-tt/-dd?

oefenen

Zet de tien werkwoorden in de verleden tijd (wachten - wachtten). 

Overleg met je buurman/buurvrouw.

Heb je nog vragen over de tegenwoordige tijd (tt) of verleden tijd (vt)?

doel 2

Leerlingen gebruiken de juiste regels voor het gebruik van hoofdletters en interpunctie.

Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Wanneer gebruik je een komma?

oefenen

In de volgende tekst zijn de hoofdletters, punten, komma's en vraagtekens vergeten. Zet jij ze op de juiste plek?

Stel, je krijgt een toets over dit onderdeel. Hoeveel % zou je goed hebben?

10%

50%

75%

100%

doel 3

Leerlingen voeren op de juiste manier de plaatsing van trema en koppelteken uit.

doel 4

Leerlingen kunnen benoemen wanneer een woord een samenstelling is en gebruiken de regels voor het spellen ervan.

so taalverrijking

een so'tje in week 7 over de onderdelen voor- en achtervoegsel, betekenis woorden, stijlfouten me/mij/mijn/m’n/

jou/jouw/jij/als/dan/zij/hun/

hen/die/dat/wat/met wie/waardoor/door wie/waardoor/op wie/waarop/dat/wat

Vaktaal, homograaf/homoniem/

homofoon

doel 1

Leerlingen herkennen en afleiding en benoemen de betekenis van het voor- of achtervoegsel en leggen de betekenis van het woord uit.

doel 2

Leerlingen herkennen stijlfouten en wijzen de juiste spelling aan. 

doel 3

Leerlingen herkennen vaktaal en leggen de betekenis uit.

doel 4

Leerlingen herkennen homofonen, homografen en homoniemen en leggen de juiste betekenis uit (begrijpen).