In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Wat betekent 'driehoekiedoekie'?
Slide 1 - Open vraag
Wat betekent 'moltrein'
Slide 2 - Open vraag
Wat betekent 'verkleurmannetje'?
Slide 3 - Open vraag
Betekenissen
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoelen
Betekenisrelatie tussen verschillende woorden herkennen en kunnen uitleggen.
Vreemde woorden en leenwoorden onderscheiden.
De herkomst van woorden achterhalen.
Neologismen herkennen.
Slide 5 - Tekstslide
Synoniemen
Twee woorden die min of meer dezelfde betekenis hebben.
Voorbeeld: sensationeel = spectaculair
snel = vlug
Slide 6 - Tekstslide
Antoniemen
Twee woorden die min of meer een tegengestelde betekenis hebben.
Voorbeeld:
ijskoud >< bloedheet
smakelijk >< wansmakelijk
Slide 7 - Tekstslide
Hyponiem
Woord dat tot een ruimere categorie behoort en een meer specifiekere betekenis heeft. Kan samen met andere woorden onder één algemeen begrip geplaatst worden.
Hond is een hyponiem van dier.
Fiets is een hyponiem van voertuig.
Slide 8 - Tekstslide
Hyperoniem
Woord dat de betekenis van een ander woord volledig omvat, maar geen synoniem is.
Fruit voor appel, peer, banaan...
Cola en limonade voor frisdrank.
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht
Synoniemen -en antoniemenrace.
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht
Op zoek naar de hyperoniemen en hyponiemen.
Slide 11 - Tekstslide
De herkomst van woorden
Slide 12 - Tekstslide
Inheems woord
niet meer zichtbaar dat het oorspronkelijk een vreemd woord was.
Venster
Slide 13 - Tekstslide
Leenwoorden
Vreemde woorden: kant -en -klaar uit een andere taal overgenomen.
smiley (Engels)
privé (Frans)
Slide 14 - Tekstslide
Leenwoorden
Bastaardwoorden: leenwoorden met een Nederlands tintje.
Transpireren (Frans)
Googlen (Engels)
Slide 15 - Tekstslide
Neologisme
Een woord dat nieuw in een taal is en gangbaar wordt in het algemeen taalgebruik.