§ 3.2 Arbeidsaanbod

§ 3.2 Arbeidsaanbod 
Welke invloed heeft arbeid op de economische groei?
Kernwoorden:
- vraag en aanbod van arbeid
- loonelasticiteit
- internationale 
concurrentiepositie
- wig

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

§ 3.2 Arbeidsaanbod 
Welke invloed heeft arbeid op de economische groei?
Kernwoorden:
- vraag en aanbod van arbeid
- loonelasticiteit
- internationale 
concurrentiepositie
- wig

Slide 1 - Tekstslide

Arbeid
Arbeid is een belangrijk onderdeel van de macro-economische productiefunctie.

Hoeveel arbeid er in Nederland ingezet wordt / kan worden hangt af van vraag en aanbod van arbeid.

Slide 2 - Tekstslide

Aanbod van arbeid 
Aanbod van arbeid: hoeveel arbeid er ingezet kan worden bij de productie hangt af van hoeveel arbeid er maximaal beschikbaar is. 
Het totale aanbod van arbeid is gelijk aan de beroepsbevolking. Dit zijn alle mensen tussen 15 jaar en 75 jaar die arbeid willen verrichten. 

Slide 3 - Tekstslide

Degenen die ook werkelijk een baan hebben, horen bij de werkzame beroepsbevolking en de rest is werkloos (hoort dus tot de werkloze beroepsbevolking).

Slide 4 - Tekstslide

Het aanbod van arbeid is afhankelijk van het loon: als het (netto)loon stijgt, neemt het aanbod toe. Dat komt omdat dan voor meer mensen geldt dat het loon groter wordt dan de opofferingskosten van arbeid.  De mate waarin het arbeidsaanbod reageert op de verandering van het loon heet de loonelasticiteit.

Hoe groter het gedeelte van de beroepsbevolking dat ook tot de werkzame beroepsbevolking hoort, des te groter de arbeidsparticipatie.

Slide 5 - Tekstslide

Vraag naar arbeid
Werkgelegenheid: dit is de vraag naar arbeid en hangt af van loonniveau en vraag naar producten.
Als er meer vraag is naar producten, is er meer vraag naar personeel.
Als de loonkosten stijgen, wordt het voor de producent aantrekkelijker om arbeid te vervangen door machines (voor zover dat mogelijk is) en zal de vraag naar arbeid dalen.

Slide 6 - Tekstslide

De loonkosten hebben ook invloed op de vraag naar arbeid via de internationale concurrentiepositie. Als de loonkosten toenemen, wordt arbeid duurder. De arbeidskosten (loonkosten) per product stijgen en dit wordt waarschijnlijk doorberekend in de prijs voor goederen. Hierdoor verslechtert de internationale concurrentiepositie. De export zal dalen en hierdoor daalt de vraag naar producten. Er is minder arbeid nodig, dus vraag naar arbeid daalt.

Slide 7 - Tekstslide

Wig
Verschil tussen loonkosten en nettoloon bestaat uit belastingen en werkgevers- en werknemerspremies. Dit noemen we ook wel de wig.
Loonkosten = brutoloon + werkgeverspremies
Nettoloon = brutoloon - werknemerspremies en loonbelasting

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video