M7 H3 Economische groei H3.2 Economische structuur

M7 H3 Economische groei 
H3.2 Economische structuur
Leerdoelen:
- Je kunt werken met de macro-economische 
productiefunctie.
- Je kunt uitleggen hoe economisch structuurbeleid het aanbod en de kwaliteit van arbeid en kapitaal beïnvloedt en hoe dat doorwerkt op de factorproductiviteit.


1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

M7 H3 Economische groei 
H3.2 Economische structuur
Leerdoelen:
- Je kunt werken met de macro-economische 
productiefunctie.
- Je kunt uitleggen hoe economisch structuurbeleid het aanbod en de kwaliteit van arbeid en kapitaal beïnvloedt en hoe dat doorwerkt op de factorproductiviteit.


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan.  Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid. 

Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid. 

Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.  
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Arbeid
Arbeid is een belangrijk onderdeel van de macro-economische productiefunctie.

Hoeveel arbeid er in Nederland ingezet wordt / kan worden hangt af van vraag en aanbod van arbeid.

Slide 9 - Tekstslide

Aanbod van arbeid 
Aanbod van arbeid: hoeveel arbeid er ingezet kan worden bij de productie hangt af van hoeveel arbeid er maximaal beschikbaar is. 
Het totale aanbod van arbeid is gelijk aan de beroepsbevolking. Dit zijn alle mensen tussen 15 jaar en 75 jaar die arbeid willen verrichten. 

Slide 10 - Tekstslide

Degenen die ook werkelijk een baan hebben, horen bij de werkzame beroepsbevolking en de rest is werkloos (hoort dus tot de werkloze beroepsbevolking).

Slide 11 - Tekstslide

Het aanbod van arbeid is afhankelijk van het loon: als het (netto)loon stijgt, neemt het aanbod toe. Dat komt omdat dan voor meer mensen geldt dat het loon groter wordt dan de opofferingskosten van arbeid.

Hoe groter het gedeelte van de beroepsbevolking dat ook tot de werkzame beroepsbevolking hoort, des te groter de arbeidsparticipatie.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Vraag naar arbeid
Werkgelegenheid: dit is de vraag naar arbeid en hangt af van loonniveau en vraag naar producten.
Als er meer vraag is naar producten, is er meer vraag naar personeel.
Als de loonkosten stijgen, wordt het voor de producent aantrekkelijker om arbeid te vervangen door machines (voor zover dat mogelijk is) en zal de vraag naar arbeid dalen.

Slide 15 - Tekstslide

De loonkosten hebben ook invloed op de vraag naar arbeid via de internationale concurrentiepositie. Als de loonkosten toenemen, wordt arbeid duurder. De arbeidskosten (loonkosten) per product stijgen en dit wordt waarschijnlijk doorberekend in de prijs voor goederen. Hierdoor verslechtert de internationale concurrentiepositie. De export zal dalen en hierdoor daalt de vraag naar producten. Er is minder arbeid nodig, dus vraag naar arbeid daalt.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wig
Verschil tussen loonkosten en nettoloon bestaat uit belastingen en werkgevers- en werknemerspremies. Dit noemen we ook wel de wig.
Loonkosten = brutoloon + werkgeverspremies
Nettoloon = brutoloon - werknemerspremies en loonbelasting

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Factorproductiviteit
In de productiefunctie wordt de output (Y) niet alleen bepaald door de hoeveelheid arbeid en kapitaal, maar ook de kwaliteit ervan. Dit komt tot uitdrukking in de factorproductiviteit. Dit geeft aan hoeveel producten een eenheid kapitaal / arbeid produceert.
 

Slide 22 - Tekstslide

De factorproductiviteit hangt o.a. af van:

- scholingsniveau (bepaalt kwaliteit arbeid)

- innovatie 
(bepaalt productiviteit kapitaal / arbeidsproductiviteit)

- kwaliteit ondernemerschap 
(bepaalt de efficiëntie van de inzet van productiefactoren)


Slide 23 - Tekstslide