Hoofdstuk 3 en 4

BGO

ZRG ENTREE
Deel 4: Staat derden te woord en verwijst door.
7 april 2021
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BGOMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

BGO

ZRG ENTREE
Deel 4: Staat derden te woord en verwijst door.
7 april 2021

Slide 1 - Tekstslide

P
L
A
N
N
I
N
G
- Les start om 13:00 uur.
- Kleine pauze om 13:45 uur.
- Tweede pauze om 14:30 uur.
- Les afronden om 15:30 uur. 

Ruim alles netjes op en laat het lokaal netjes achter. 

Slide 2 - Tekstslide

Terugkoppeling vorige les
- Hebben jullie vragen over de vorige les?
- Begrijpen jullie alles?
- Hebben jullie de opdrachten gemaakt?
- Hebben jullie ergens hulp bij nodig?

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Vandaag gaan wij hoofdstuk drie behandelen.
Afhankelijk van hoe snel we door de theorie en opdrachten gaan, behandelen wij ook hoofdstuk 4. 

Slide 4 - Tekstslide

Rebus oplossen 
Om jullie voorkennis te activeren, gaan jullie de rebus oplossen. Een rebus los je op door naar de plaatjes en de letters naast de plaatjes te kijken. De letters naast het plaatje vormen een woord waarmee je een zin kunt vormen. Als je dit goed doet, heb je de rebus opgelost :). 
 

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdstuk 3
- Doorverwijzen in een gezondheidscentrum

- Bladzijde 32.

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen hoofdstuk 3
In deze les leren jullie:


- Hoe mensen doorverwezen worden naar de juiste ruimte.
- Hoe mensen de weg wordt gewezen dmv een plattegrond.
- Hoe mensen de weg wordt gewezen dmv wegwijsbordjes.
- Hoe mensen doorverwezen worden naar een collega.

Slide 7 - Tekstslide

Doorverwijzen in een gezondheidscentrum

Slide 8 - Tekstslide

Doorverwijzen naar de juiste ruimte
- Voordat je iemand de weg wijst, stel je eerst vragen. Denk bijvoorbeeld aan ‘bij wie moet u precies zijn?’. Zo kom je erachter waar de persoon moet zijn. 
- Als je weet waar de persoon moet zijn, kan je hem de weg wijzen. Dit kan dmv wegwijsbordjes of gekleurde lijnen op de vloer. 
- Indien een persoon het niet goed begrijpt, loop indien mogelijk dan een stukje mee en geef aanwijzingen. 

Slide 9 - Tekstslide

Plattegrond

Slide 10 - Tekstslide

Wegwijsbordjes

Slide 11 - Tekstslide

Doorverwijzen naar een collega
- Het kan voorkomen dat je iemand moet doorverwijzen naar een collega. Wanneer je het antwoord op een bepaalde vraag niet weet maar een collega wel, dan verwijs je de persoon door. Als je dit doet, noem je de naam van jouw collega.
- Bij een telefoongesprek verbind je de persoon door. 
- Wanneer de persoon bij jou aan de balie komt, loop je met de bezoeker mee naar jouw collega. Je stelt jouw collega aan de bezoeker voor en vertelt wat de vraag van de bezoeker is. 

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag 
- Maak de opdrachten van hoofdstuk 3.

- Bladzijde 30 t/m 43.

- Als je hulp nodig hebt, steek je jouw hand op. 

- Laat je aftekenlijst door jouw docent aftekenen.


Slide 13 - Tekstslide

Pauze

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdstuk 4
- Representatief zijn in een hotel.

- Bladzijde 44.

Slide 15 - Tekstslide

Lesdoelen hoofdstuk 4
In deze les leren jullie:


- Wat representatief zijn betekent.
- Hoe representatief eruitziet. 
- Wat het belang is van bedrijfskleding.
- Wat huisstijl inhoudt.
- Hoe je je representatief gedraagt.

Slide 16 - Tekstslide

Representatief zijn in een hotel

Slide 17 - Tekstslide

Representatief 
- Representatief houdt in: geschikt om het bedrijf te vertegenwoordigen. 
- JIJ bent het visitekaartje van het bedrijf en de eerste persoon die de gasten spreken. Je bent de eerste indruk van het bedrijf.
- Een eerste indruk kan je maar 1x maken dus zorg dat jouw uitstraling en taalgebruik correct zijn.
- Zorg ervoor dat jij verzorgde nagels en kapsel hebt, kleding aan hebt, dat schoon en heel is, neutrale make-up, rechtop staat, geen kauwgom kauwt en vriendelijk kijkt.
- Let er op dat je niet te veel make-up en parfum gebruikt en dat je er niet ordinair uitziet. Draag geen te korte of te strakke kleding. 

Slide 18 - Tekstslide

Representatief 

Slide 19 - Tekstslide

Bedrijfskleding
- Er zijn verschillende redenen waarom een bedrijf wil, dat je bedrijfskleding draagt. 
- Het zorgt voor herkenbaarheid. Iedereen kan zien dat je in het hotel werkt. 
- Het bedrijf wil met deze kleding laten zien waar het bedrijf voor staat. Mooie, goedzittende bedrijfskleding laat zien dat het bedrijf kwaliteit belangrijk vindt.
- Op de kleding kan het logo van het bedrijf staan. Zo is de kleding reclame voor het bedrijf.

Slide 20 - Tekstslide

Huisstijl
- De huisstijl van bedrijven zie je terug in veel dingen. Alles waarmee de klanten/gasten te maken krijgen. 
- Bijvoorbeeld in het briefpapier, het logo, de bedrijfskleding en de koffiekopjes. 
- Het begint vaak met een logo, dat je terug ziet op allerlei dingen. 
- Het bedrijf doet dit omdat het zich wilt onderscheiden van andere bedrijven. Door de huisstijl wordt het bedrijf herkenbaar. 

Slide 21 - Tekstslide

Representatief gedragen
- Representatief gedragen betekent dat jouw gedrag zo is, dat je het bedrijf kunt vertegenwoordigen. Je bent netjes en beleefd.

- Je gaat op een correcte manier met gasten om. En je doet GEEN dingen, die gasten als vervelend kunnen ervaren.
 
- Jouw gast is altijd het belangrijkst!
 

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag 
- Maak de opdrachten van hoofdstuk 4.

- Bladzijde 44 t/m 59.

- Als je hulp nodig hebt, steek je je hand op. 

- Laat je aftekenlijst door jouw docent aftekenen.





Slide 23 - Tekstslide

Plattegrond maken
Om de lesstof een beetje levendig te maken, gaan jullie aan de slag met het maken van een plattegrond. Jullie mogen deze plattegrond tekenen zoals jullie willen, maar let op! 
De volgende onderdelen moeten in de plattegrond zitten:
- Verschillende kleuren strepen op de grond om bij de juiste afdeling te komen.
- 2 huisartsen en 1 diëtist 
- 1 fysiotherapeut en 1 verloskundige
- 2 apotheken
- 2 tandartsen
 

Slide 24 - Tekstslide

Hebben jullie nog vragen?

Slide 25 - Tekstslide

Reflectie 
Ik zou graag willen dat jullie in deze placemat aangeven wat jullie van deze les vonden.
- In het vakje tips geef je aan wat beter had gekund. 
- In het vakje tops geef je aan wat goed ging.
- In de twee vakjes met vragen geef je antwoord op de vraag.

Slide 26 - Tekstslide