4 oktober 2019

3MH1 Francais
Vendredi, le 4 octobre 2019

Grammaire
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare school

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

3MH1 Francais
Vendredi, le 4 octobre 2019

Grammaire

Slide 1 - Tekstslide

Le sujet d'aujourd'hui
Je les ai donné
Je vais les donner
Vous l'avez mangé
Vous comptez les manger?
Ils la mangaient
Ils vont la manger
Nous le connaitrions
Nous allons le connaître


Slide 2 - Tekstslide

Le sujet d'aujourd'hui
Je les ai donné
Je vais les donner
Vous l'avez acheté
Vous comptez les acheter?
Ils la mangaient
Ils vont la manger
Nous le connaitrions
Nous allons le connaître

Slide 3 - Tekstslide

Belangrijk voor dit schooljaar
Er is een verschil

Tussen

Lijdend voorwerp (wie/wat)
&
Meewerkend voorwerp(aan wie/wat)

Slide 4 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Dus het lijdend voorwerp is WIE/WAT + GZ + OW

Ma mère donne une fête

WIE/WAT + donne + ma mère?

Réponse: une fête

Slide 5 - Tekstslide

Het lijdend vw vervangen
Door:

LE / LA / L' / LES

Exemple:
Je donne le cadeau à ma mère
Je le donne à ma mère

Slide 6 - Tekstslide

Het lijdend vw vervangen
Plaats in de zin:
HEEL WERKWOORD? ERVOOR ZETTEN
GEEN HEEL WERKWOORD? VOOR HET 1e WERKWOORD
Exemple:
Je vais donner le cadeau à ma mère
Je vais le donner à ma mère
Je le donne à ma mère

Slide 7 - Tekstslide

STAPPEN PLANNETJE
1 Vind het lijdend voorwerp (wie/wat + gz + ow)
2 Kijk of dit mannelijk/vrouwelijk/meervoud is
2 Vervang het lijdend voorwerp door le/la/les
3 Kijk of er een heel werkwoord in de zin staat
4 Ja? Zet le/la/les ervoor
5 Nee? Zet le/la/les voor het 1e werkwoord
5 Begint het woord na le/la/les met een klinker? L' 

Slide 8 - Tekstslide

On va L'essayer :)
1 Mon petit frère lit des livres
2 Il a acheté une bande dessinée, hier 
3 Ma sœur Milou regarde la télé
4 Milou et ses amies aiment les séries américaines
5 Sur son compte bancaire, elle a 40 euros
6 Elle va acheter des DVD, demain

Slide 9 - Tekstslide

Direction examen
Important

Herken de tijdsbepalingen
Herken de werkwoorden
Leer de plek van werkwoorden, om ze te vertalen
Sta niet te lang stil bij kleine woorden als ma/le/cette

Slide 10 - Tekstslide

Faire
Exercice 13 & 14 voor dat punt
Zin naar het Nederlands vertalen hoeft niet bij 14




Slide 11 - Tekstslide