Formuleer een doel alsof het al behaald is
NIET goed: Hannah gaat haar boterham smeren
WEL goed: Hannah smeert haar boterham
Formuleer een doel met een actief werkwoord
NIET goed: Hannah kan haar boterham smeren
WEL goed: Hannah smeert haar boterham
Voorbeeld SMART doel
Hannah smeert binnen 4 maanden zelfstandig haar boterham tijdens het ontbijt (lang termijn doel)
Mw. S. neemt binnen 3 maanden deel aan de zangactiviteiten op dinsdagmiddag (kort termijn doel)
Op welke momenten krijgt Marlies een woedeaanval en welke cliënten zijn daarbij aanwezig? (observatiedoel)
Hoevaak eet Mr Janssen haar maaltijd op gedurende de dag?