Ned_Gym1_Week4_les1

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken
Terugblik
Leesautobiografie
Stillezen
Invulopdracht 
Woordjes woordenschat bespreken A en B

Zelfstandig aan de slag (woordjes D uitdelen)
Les afsluiten
Vooruitblik 
Kahoot! woordenschat B




Slide 2 - Tekstslide

Materiaal mee: methodeboek, leesboek, schrift en pen (of laptop)

Afwezigheid of te laat noteren in magister 

Individueel en in tweetallen aan de slag

Mobiele telefoon (Kahoot! en LessonUp)

Werkt er iemand thuis?

Slide 3 - Tekstslide

Wat hebben we de vorige les gedaan gedaan?
Schrijven 

Hoe ging deze les?
Goede inzet, leuk jullie eindelijk ontmoet te hebben!

Hoe ging het maken van het huiswerk?
Schrijven
Grammatica
Leesautobiografie






Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Ga lekker lezen, veel leesplezier.

Slide 8 - Tekstslide

Toetsen periode 1 (en 2)
Week 5 (14 sept) 
schrijven (e-mail) (oefenen met mail naar docent)

Week 8 (7 okt) 
grammatica en woordenschat

Periode 2: 
Woordenschat woordjes A t/m G

Slide 9 - Tekstslide

Inhoud deze week
Grammatica H3 blz. 90 - 91
start, opdr 1, 2, 3 en 4 

Formuleren H1 blz. 32–33 
start, opdr 1, 2 en 3

Spelling H1 blz 34-35
start, opdr 1 en 2

Woordenschat woordjes B en C


Slide 10 - Tekstslide

Lesdoel
Je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken.

Je weet de betekenis van de begrippen met de letter B



Slide 11 - Tekstslide

Welke fout zie je in deze zin:
Heb je me nieuwe fiets al gezien?

Slide 12 - Open vraag

Welke fout zie je in deze zin:
Ik mag best een keer te laat komen, want hun komen ook altijd te laat.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Link

Lees de theorie op bladzijde 90
Door naar de titel te kijken, tussenkopjes, plaatjes en de eerste of laatste zin (bij een korte tekst) of de eerste of laatste alinea (bij een lange tekst) kom je achter het onderwerp van de tekst.

Je leest de tekst oriënterend. 

Slide 15 - Tekstslide

Vertel me eens op welke camping jullie je vakantie hebben doorgebracht.

Wat zijn de woorden me en jullie in deze zin?
A
bez. vnw
B
pers. vnw

Slide 16 - Quizvraag

Op mijn school maakt iedereen een opdracht voor zijn leukste vak,

Wat zijn de woorden mijn en zijn in deze zin?
A
bez. vnw
B
pers. vnw

Slide 17 - Quizvraag

Woordjes A, B bespreken

Slide 18 - Tekstslide


Schooltaalwoorden met de A
Aannemen (veronderstellen) 
Afzonderlijk
Anticiperen
Assertief
Autonoom

Aannemen: ervan uitgaan dat
Voorbeeldzin: Ik neem aan dat je de opdracht begrepen hebt.

Afzonderlijk: los van elkaar, alleen
Voorbeeldzin: Het is de bedoeling dat je deze opdracht afzonderlijk maakt.

Anticiperen (op iets): vooruitlopen op iets
Voorbeeldzin: Ik merk dat je nu al anticipeert op een onvoldoende; jammer!

Assertief: zelfverzekerd
Voorbeeldzin: Als jij je nu gewoon eens assertief opstelt, dan zul je zien dat je meer aandacht van de mensen krijgt.

Autonoom: zelfstandig
Voorbeeldzin: De Basken willen een autonome staat vormen; ze zijn het zat om een onderdeel van Spanje te zijn.

Hij heeft een aardje naar zijn vaartje : zo vader zo zoon
Voorbeeldzin: Deze jongen is erg goed in voetballen. Zijn vader was en is ook altijd een sportheld. Die jongen heeft echt een aardje naar zijn vaartje.







Schooltaalwoorden met de A

Aannemen (veronderstellen)
Afzonderlijk
Anticiperen
Assertief
Autonoom

Zegswijze: Hij heeft een aardje naar zijn vaartje

Aannemen: ervan uitgaan dat
Voorbeeldzin: Ik neem aan dat je de opdracht begrepen hebt.

Afzonderlijk: los van elkaar, alleen
Voorbeeldzin: Het is de bedoeling dat je deze opdracht afzonderlijk maakt.

Anticiperen (op iets): vooruitlopen op iets
Voorbeeldzin: Ik merk dat je nu al anticipeert op een onvoldoende; jammer!

Assertief: zelfverzekerd
Voorbeeldzin: Als jij je nu gewoon eens assertief opstelt, dan zul je zien dat je meer aandacht van de mensen krijgt.

Autonoom: zelfstandig
Voorbeeldzin: De Basken willen een autonome staat vormen; ze zijn het zat om een onderdeel van Spanje te zijn.

Hij heeft een aardje naar zijn vaartje : zo vader zo zoon
Voorbeeldzin: Deze jongen is erg goed in voetballen. Zijn vader was en is ook altijd een sportheld. Die jongen heeft echt een aardje naar zijn vaartje.



Slide 19 - Tekstslide


Schooltaalwoorden met de A
Assertief: zelfverzekerd 
Voorbeeldzin: Als jij je nu gewoon eens assertief opstelt, dan zul je zien dat je meer aandacht van de mensen krijgt.

Autonoom: zelfstandig
Voorbeeldzin: De Basken willen een autonome staat vormen; ze zijn het zat om een onderdeel van Spanje te zijn.

Hij heeft een aardje naar zijn vaartje : zo vader zo zoon
Voorbeeldzin: Deze jongen is erg goed in voetballen. Zijn vader was en is ook altijd een sportheld. Die jongen heeft echt een aardje naar zijn vaartje.







Schooltaalwoorden met de A

Aannemen (veronderstellen)
Afzonderlijk
Anticiperen
Assertief
Autonoom

Zegswijze: Hij heeft een aardje naar zijn vaartje

Aannemen: ervan uitgaan dat
Voorbeeldzin: Ik neem aan dat je de opdracht begrepen hebt.

Afzonderlijk: los van elkaar, alleen
Voorbeeldzin: Het is de bedoeling dat je deze opdracht afzonderlijk maakt.

Anticiperen (op iets): vooruitlopen op iets
Voorbeeldzin: Ik merk dat je nu al anticipeert op een onvoldoende; jammer!

Assertief: zelfverzekerd
Voorbeeldzin: Als jij je nu gewoon eens assertief opstelt, dan zul je zien dat je meer aandacht van de mensen krijgt.

Autonoom: zelfstandig
Voorbeeldzin: De Basken willen een autonome staat vormen; ze zijn het zat om een onderdeel van Spanje te zijn.

Hij heeft een aardje naar zijn vaartje : zo vader zo zoon
Voorbeeldzin: Deze jongen is erg goed in voetballen. Zijn vader was en is ook altijd een sportheld. Die jongen heeft echt een aardje naar zijn vaartje.



Slide 20 - Tekstslide


Schooltaalwoorden met de B
Baseren (op) 
Beleid
Beredeneren
Betrekking (met betrekking tot of m.b.t.)
Blootstaan (aan)

Zegswijze: Tegen het zere been zijn

Baseren (op) : bouwen op
Voorbeeldzin: Hij denkt dat ik niks durf, maar waarop baseert hij die gedachte eigenlijk?

Beleid: lijn voor het halen van bepaalde doelstellingen
Voorbeeldzin: Ik hoop dat het beleid van de school om de veiligheid te vergroten wordt voortgezet.


Beredeneren : met redenen uitleggen
Voorbeeldzin: Beredeneer waarom Nederlands wel/niet een leuk vak is.

Met betrekking tot : als het gaat over
Voorbeeldzin: Voor vragen met betrekking tot het beleid voor de schoolveiligheid, verwijzen we u naar de schoolleiding.

Blootstaan (aan) : onbeschermd zijn tegen
Voorbeeldzin: Als er zich steeds een mobiele telefoon dichtbij je lichaam bevindt, sta je bloot aan heel wat straling.

Tegen het zere been zijn: op een gevoelige plek raken
Voorbeeldzin: De klachten van de leerling over de studielessen waren tegen het zere been van de mentor.







Schooltaalwoorden met de A

Aannemen (veronderstellen)
Afzonderlijk
Anticiperen
Assertief
Autonoom

Zegswijze: Hij heeft een aardje naar zijn vaartje

Aannemen: ervan uitgaan dat
Voorbeeldzin: Ik neem aan dat je de opdracht begrepen hebt.

Afzonderlijk: los van elkaar, alleen
Voorbeeldzin: Het is de bedoeling dat je deze opdracht afzonderlijk maakt.

Anticiperen (op iets): vooruitlopen op iets
Voorbeeldzin: Ik merk dat je nu al anticipeert op een onvoldoende; jammer!

Assertief: zelfverzekerd
Voorbeeldzin: Als jij je nu gewoon eens assertief opstelt, dan zul je zien dat je meer aandacht van de mensen krijgt.

Autonoom: zelfstandig
Voorbeeldzin: De Basken willen een autonome staat vormen; ze zijn het zat om een onderdeel van Spanje te zijn.

Hij heeft een aardje naar zijn vaartje : zo vader zo zoon
Voorbeeldzin: Deze jongen is erg goed in voetballen. Zijn vader was en is ook altijd een sportheld. Die jongen heeft echt een aardje naar zijn vaartje.



Slide 21 - Tekstslide


Schooltaalwoorden met de B
Beredeneren : met redenen uitleggen 
Voorbeeldzin: Beredeneer waarom Nederlands wel/niet een leuk vak is.

Met betrekking tot : als het gaat over
Voorbeeldzin: Voor vragen met betrekking tot het beleid voor de schoolveiligheid, verwijzen we u naar de schoolleiding.

Blootstaan (aan) : onbeschermd zijn tegen
Voorbeeldzin: Als er zich steeds een mobiele telefoon dichtbij je lichaam bevindt, sta je bloot aan heel wat straling.

Tegen het zere been zijn: op een gevoelige plek raken
Voorbeeldzin: De klachten van de leerling over de studielessen waren tegen het zere been van de mentor.







Schooltaalwoorden met de A

Aannemen (veronderstellen)
Afzonderlijk
Anticiperen
Assertief
Autonoom

Zegswijze: Hij heeft een aardje naar zijn vaartje

Aannemen: ervan uitgaan dat
Voorbeeldzin: Ik neem aan dat je de opdracht begrepen hebt.

Afzonderlijk: los van elkaar, alleen
Voorbeeldzin: Het is de bedoeling dat je deze opdracht afzonderlijk maakt.

Anticiperen (op iets): vooruitlopen op iets
Voorbeeldzin: Ik merk dat je nu al anticipeert op een onvoldoende; jammer!

Assertief: zelfverzekerd
Voorbeeldzin: Als jij je nu gewoon eens assertief opstelt, dan zul je zien dat je meer aandacht van de mensen krijgt.

Autonoom: zelfstandig
Voorbeeldzin: De Basken willen een autonome staat vormen; ze zijn het zat om een onderdeel van Spanje te zijn.

Hij heeft een aardje naar zijn vaartje : zo vader zo zoon
Voorbeeldzin: Deze jongen is erg goed in voetballen. Zijn vader was en is ook altijd een sportheld. Die jongen heeft echt een aardje naar zijn vaartje.



Slide 22 - Tekstslide

Grammatica H3 blz. 90 - 91
Opdracht 2, 3 en 4

Als je huiswerk voor vandaag af is kun je het volgende gaan doen: 
Leer de woordjes van woordenschat: letter A, B (Kahoot! woordje B)

Leer de theorie van grammatica (groene stukjes).

Of

Ga aan de slag met je leesautobiografie.

Docent: woordjes D laten uitdelen.








Slide 23 - Tekstslide

Hoe ging het samen oefenen?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?


Slide 24 - Tekstslide

Wat gaan we de volgende les doen?
Spelling en formuleren (plus kahoot! letter C)


Wat moet ik volgende week meenemen? 
Methodeboek, leesboek, schrift, pen en je mobiele telefoon (opgeladen).





Slide 25 - Tekstslide

Woordenschat woordjes B 
Woordjes D uitdelen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Slide 29 - Tekstslide