Ned_2h_Week3_les2

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Je microfoon mag uitgezet worden.

Slide 2 - Tekstslide

Zorg dat jij je aanmeldt via LessonUp met je eigen voornaam. 
Werk je samen (mobiel leeg etc?), log in met twee voornamen!
Dit is voor de registratie in magister (inzet).

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik  
Samen aan de slag 
Zelfstandig aan de slag

Belangrijk je blijft in het lokaal en komt online 5 minuten voor tijd (15.20 uur)

Evalueren 
Vooruitblik




Slide 4 - Tekstslide


Vorige les: formuleren (tekst aantrekkelijker maken d.m.v woordgebruik)


Materiaal mee?
Methodeboek Nieuw Nederlands, leesboek, schrift en pen
(mobiel/pc)

Werkhouding?


Afwezigheid of te laat?



Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig werken begrepen?
Ik kan vergelijkingen herkennen.



Slide 6 - Tekstslide

Inhoud lessen deze week
Start H1 Formuleren + Spelling
Opdracht 1 en 2 (blz 33)
Theorie (blz 32)
Opdracht 3 (blz 33) verrijken

Lezen h3
Opdracht 1,2 en 4 (blz. 72-76)
Theorie blz. 72  
Opdracht 3 en 5 (blz. 72-76)
verrijken

Woordenschat letter A en B




Opdracht 3 en 5


Slide 7 - Tekstslide

Doel


  • Je kunt jouw tekst aantrekkelijker maken door te variëren in het gebruik van verschillende woorden. 
  • Je hebt de juiste betekenis van de woordjes A en B in je schrift

Slide 8 - Tekstslide

Tekst 3, bladzijde 32
Kijk mee met deze tekst.

Slide 9 - Tekstslide

Gemaakte werk controleren

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de reden dat deze tekst niet prettig is om te lezen?

Slide 11 - Open vraag

Antwoord
  1. Dit komt doordat alle zinnen dezelfde zinsvolgorde hebben. 

Onderwerp - persoonsvorm 

Een fietsendief in Schiedam is..
De man wilde..
Hij werd...
De dames kwamen...

Slide 12 - Tekstslide

Vul de eerste twee zinnen van tekst 3 (aangepast).

Slide 13 - Open vraag

Antwoord
  1. Fietsendief vlucht voor boksters

Een fietsendief in Schiedam is vorige week flink geschrokken. Toen hij een fiets wilde stelen, werd hij opgemerkt door een groep vrouwen die net van een boksles kwamen. Zij zagen de crimineel een fiets meenemen en renden naar buiten. Hierop ging de dief er snel vandoor, maar de boksters haalden hem bijna in. De man koos eieren voor zijn geld en liet het rijwiel los. Omdat hij zonder de tweewieler sneller vooruit kwam, wist hij te ontsnappen.

Slide 14 - Tekstslide

Woordenschat woordjes A en B.

Slide 15 - Tekstslide

Schooltaalwoorden met de A
Aannemen (veronderstellen) 
Afzonderlijk
Anticiperen
Assertief
Autonoom

Slide 16 - Tekstslide

Schooltaalwoorden met de B
Baseren (op)
Beleid
Beredeneren
Betrekking (met betrekking tot of m.b.t.)
Blootstaan (aan)


Slide 17 - Tekstslide

Schooltaalwoorden met de A
Aannemen (veronderstellen) 
Afzonderlijk
Anticiperen
Assertief
Autonoom

Slide 18 - Tekstslide

Aannemen (veronderstellen)

Slide 19 - Open vraag

Antwoord
Aannemen: ervan uitgaan dat   
Voorbeeldzin: Ik neem aan dat je de opdracht begrepen hebt.


Slide 20 - Tekstslide

afzonderlijk

Slide 21 - Open vraag

Antwoord
Afzonderlijk: los van elkaar, alleen
Voorbeeldzin: Het is de bedoeling dat je deze opdracht afzonderlijk maakt.


Slide 22 - Tekstslide


Anticiperen

Slide 23 - Open vraag

Antwoord
Anticiperen (op iets): vooruitlopen op iets
Voorbeeldzin: Ik merk dat je nu al anticipeert op een onvoldoende; jammer!




Slide 24 - Tekstslide


Assertief

Slide 25 - Open vraag

Antwoord
Assertief: zelfverzekerd
Voorbeeldzin: Als jij je nu gewoon eens assertief opstelt, dan zul je zien dat je meer aandacht van de mensen krijgt.




Slide 26 - Tekstslide


Autonoom

Slide 27 - Open vraag

Antwoord
Autonoom: zelfstandig
Voorbeeldzin: Hij is autonoom bezig, ik hoef hem geen instructie te geven want hij gaat direct aan de slag.





Slide 28 - Tekstslide

Schooltaalwoorden met de B
Baseren (op)
Beleid
Beredeneren
Betrekking (met betrekking tot of m.b.t.)
Blootstaan (aan)


Slide 29 - Tekstslide

Baseren (op)

Slide 30 - Open vraag

Antwoord
Baseren (op) : bouwen op
Voorbeeldzin: Hij denkt dat ik niks durf, maar waarop baseert hij die gedachte eigenlijk?






Slide 31 - Tekstslide

Beleid

Slide 32 - Open vraag

Antwoord

Beleid: lijn voor het halen van bepaalde doelstellingen
Voorbeeldzin: Ik hoop dat het beleid van de school om de veiligheid te vergroten wordt voortgezet.








Slide 33 - Tekstslide

Beredeneren


Slide 34 - Open vraag

Antwoord
Beredeneren : met redenen uitleggen
Voorbeeldzin: Beredeneer waarom Nederlands wel/niet een leuk vak is.





Slide 35 - Tekstslide

Betrekking (met betrekking tot of m.b.t.)


Slide 36 - Open vraag

Antwoord
Met betrekking tot : als het gaat over
Voorbeeldzin: Voor vragen met betrekking tot het beleid voor de schoolveiligheid, verwijzen we u naar de schoolleiding.






Slide 37 - Tekstslide

Blootstaan (aan)



Slide 38 - Open vraag

Antwoord

Blootstaan (aan) : onbeschermd zijn tegen
Voorbeeldzin: Als er zich steeds een mobiele telefoon dichtbij je lichaam bevindt, sta je bloot aan heel wat straling.




Slide 39 - Tekstslide

Wat ga je maken:
Formuleren + Spelling
Opdracht 2 en 3 (blz 33)

Klaar? Top! Je kunt het volgende afmaken:
Opdracht 1, 3 en 4 afmaken
Bladzijde 54-55 

Weer klaar? 
Lezen
Afmaken: opdracht 4
Bladzijde 45

Let op: blijf online. 
5 minuten voor tijd zullen we de les samen afsluiten.

Slide 40 - Tekstslide

Hoe ging de invulopdracht?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?

Slide 41 - Tekstslide

Wat gaan we de volgende les doen?
Woordenschat


Wat moet er volgende week mee? 
Methodeboek, schrift, pen, leesboek en je mobiele telefoon en oortjes 




Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide