Sterke werkwoorden klinkerwissel

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Wiederholung

Sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Wie erkennt man ein starkes Verb?

Zwakke werkwoorden zijn regelmatig. Sterke werkwoorden zijn

1. regelmatig
2. onregelmatig

Sterke werkwoorden

De uitgangen blijven hetzelfde als bij zwakke werkwoorden:

ich    fahre

du     fährst

er      fährt

wir    fahren

ihr     fahrt

sie    fahren

Welke vormen vallen op?

Uitgangen: (fe) e -st -t -en -t -en

a in de stam

Werkwoorden met een a in de stam krijgen bij 

'du' en 'er/sie/es' de klinkerwisseling a > ä 

Bijvoorbeeld: ich fahre / trage, maar: du fährst / trägst.

tragen: Ich trage eine Kiste. Du _______ zwei Kisten.

Sterke werkwoorden (e>i/ie) 

Bij de du-vorm en de er/sie/es-vorm verandert de
lange e in een ie en de korte e in een i

korte e wordt korte i:

als de e in de stam kort uitgesproken wordt (zoals in sprechen) dan verandert deze bij du/er/sie/es in een i:
voorbeeld: sprechen [= spreken]    

ich spreche

du sprichst  

lange e wordt ie:

als de e in de stam lang uitgesproken wordt (zoals in lesen) dan verandert deze bij du/er/sie/es in een ie:
voorbeeld: lesen [= lezen]     

ich lese

du liest

uitzonderingen(i/ie)

Je zou verwachten dat zij een ie in de stam krijgen, maar het wordt toch een i: 

    geven: (geben) er gibt

    nemen: (nehmen) er nimmt

    treden/trappen: (treten) er tritt

Oefenzinnen

1. Anna ...... (fahren) mit dem Bus in die Stadt.
2. Am liebsten ..... (essen) ich Pizza.
3. Wir ...... (helfen) ihm immer!
4. Rosi ..... (geben) Anja ein Frikandelbrötchen!
5. Ich ...... (sprechen) gerne über Games.

Schrijf de juiste vormen op met hulp van p. 35

Antwoorden

1. Anna fährt (fahren) mit dem Bus in die Stadt. a>ä (sie)
2. Am liebsten esse (essen) ich Pizza. e blijft e (ich)
3. Wir helfen (helfen) ihm immer! e blijft e (wir)
4. Peter gibt (geben) Anja ein Frikandelbrötchen! e > i (uitzondering)
5. Du sprichst (sprechen) gerne über Games. e > i (du)

Schrijf de juiste vormen op met hulp van p. 35

Na de vakantie

Oefenen met klinkerwissel + formatieve toets > begrijp je het nu beter? Kan je het goed toepassen?