Lesvb. 26-02-2025

Programme du cours de mardi 9/2
Sujet: 
1. la meilleure innovation de ces derniers temps (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion)
  • Comment utiliser les sources de la méthode
  • Rétroaction à propos des réactions du cours de lundi.

2. l'innovation la plus inutile ou la plus inquiétante (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion (aspects positifs et négatifs)
Bienvenue au cours 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Programme du cours de mardi 9/2
Sujet: 
1. la meilleure innovation de ces derniers temps (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion)
  • Comment utiliser les sources de la méthode
  • Rétroaction à propos des réactions du cours de lundi.

2. l'innovation la plus inutile ou la plus inquiétante (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion (aspects positifs et négatifs)
Bienvenue au cours 

Slide 1 - Tekstslide

Lundi, le 3 février 2025
K: Planning toetsen
K: Korte herhaling lezing: Traduire Le mot wat en français & les verbes irréguliers 
Z: Au travail :
    GL grammaire C ex. 37 en 38 (27-02-2024 af)
    Schrijfv. Écrire des lettres oefenbrief 1


Slide 2 - Tekstslide

Planning toetsen
Idioomtoets                15 maart 2024 

Grammaticatoets      8 maart 2024

Schrijftoets                 29 maart 2024       

Slide 3 - Tekstslide

Le mot "wat" en français
  • In het Nederlands heb je één woord voor "wat"
  • In het Frans heb je meerdere vormen, gebaseerd op 'qui' en 'que'.
  • Welke vorm je gebruikt, hangt af van de functie van "wat" in de zin. Ook of het een vraagzin of een betrekkelijke bijzin betreft. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat in een vraagzin 
Functie
Vorm
Voorbeeld
Onderwerp 
Qu'est-ce qui 
Qu'est-ce qui est difficile?
Wat is moeilijk?
Lijdend voorwerp + inversie  
Que
Qu'as-tu vu?
Wat heb jij gezien?
Lijdend voorwerp
Qu'est-ce que 
Qu'est-ce que tu as vu?
Wat heb jij gezien?

Slide 5 - Tekstslide

Essayez ! Vul de juiste vorm in:
  1. _______________ voudriez-vous manger plus tard ?

  2. _____________ tu vas faire l'aujourd'hui ?

  3. __________________ est facile?

Slide 6 - Tekstslide

Essayez ! Vul de juiste vorm in:
  1. Que voudriez-vous manger plus tard  (wat = lijdend vw)
  2. Qu'est-ce que tu vas faire aujourd'hui ? (wat = lijdend vw)
  3. Qu'est-ce qui est facile? (wat = onderwerp)

Slide 7 - Tekstslide

Wat in een betrekkelijke bijzin 
Functie
Vorm
Voorbeeld
Onderwerp 
Ce qui
Je demande ce qui est difficile.
Ik vraag wat moeilijk is.
Lijdend voorwerp
Ce que /

Ce qu'
Je demande ce que tu as vu. 
Ik vraag wat je gezien hebt. 

Slide 8 - Tekstslide

Quel, Quelle, Quels, Quelles
Wat + is + zelfstandig nw. ?
Quel, Quelle, Quels, Quelles  + est/sont + nom propre

Quel est ton nom?
Quelle est ton adresse?
Quels sont tes cahiers?
Quelles sont tes filles?

Slide 9 - Tekstslide

_________ est arrivé à ton frère? Il s'est cassé la jambe?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quel

Slide 10 - Quizvraag

________ vous avez fait pendant les vacances?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quelles

Slide 11 - Quizvraag

______ tu dis est très important
A
Ce qui
B
Ce que

Slide 12 - Quizvraag

Il se demande______ est difficile.
A
Ce qui (onderwerp)
B
Ce que (lijdend vw)

Slide 13 - Quizvraag

________ sont tes vêtements préférés?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quels

Slide 14 - Quizvraag

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

_______________? Ma couleur préférée, c'est le bleu.

Slide 15 - Open vraag

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

________________? Ce soir, je préfère rester à la maison.

Slide 16 - Open vraag

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

________________? Il s'est cassé la jambe pendant les vacances.

Slide 17 - Open vraag

Traduis les phrases:
Ik vind het niet leuk wat jij doet.

Slide 18 - Open vraag

Traduis les phrases:
Wat mij verbaasd is dat hij altijd te laat komt.

Slide 19 - Open vraag

Vervoeg:
valoir - imparfait - il ...
timer
0:25

Slide 20 - Open vraag

Vervoeg:
valoir - futur simple - il ...
timer
0:25

Slide 21 - Open vraag

Vervoeg:
valoir - conditionnel - il
timer
0:25

Slide 22 - Open vraag

Vervoeg:
craindre - imparfait - je
timer
0:25

Slide 23 - Open vraag

Vervoeg:
craindre - futur simple - tu
timer
0:25

Slide 24 - Open vraag

Vervoeg:
craindre - passé composé - vous
timer
0:25

Slide 25 - Open vraag

Vervoeg:
résoudre - présent - il
timer
0:25

Slide 26 - Open vraag

Vervoeg:
résoudre - imparfait - nous
timer
0:25

Slide 27 - Open vraag

Vervoeg:
résoudre - futur simple - elles
timer
0:25

Slide 28 - Open vraag

Vervoeg:
lire - présent - je
timer
0:25

Slide 29 - Open vraag

Vervoeg:
lire - conditionnel - tu
timer
0:25

Slide 30 - Open vraag

Vervoeg:
lire - passé composé - vous
timer
0:25

Slide 31 - Open vraag