Lesvb. 07-03-2023

Programme du cours de mardi 9/2
Sujet: 
1. la meilleure innovation de ces derniers temps (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion)
  • Comment utiliser les sources de la méthode
  • Rétroaction à propos des réactions du cours de lundi.

2. l'innovation la plus inutile ou la plus inquiétante (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion (aspects positifs et négatifs)
Bienvenue au cours 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Programme du cours de mardi 9/2
Sujet: 
1. la meilleure innovation de ces derniers temps (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion)
  • Comment utiliser les sources de la méthode
  • Rétroaction à propos des réactions du cours de lundi.

2. l'innovation la plus inutile ou la plus inquiétante (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion (aspects positifs et négatifs)
Bienvenue au cours 

Slide 1 - Tekstslide

Mardi, le 7 mars 2023
K: Planning toetsen
K: Lezing: Traduire Le mot wat en français
Z: Au travail : zie volgende slide 

Demain: Extra lezing/herhaling Lijdende vorm
                   Zelfstandig werken aan oefenbrief 2
                   Corrigeren oefenbrief 1 / Werken aan exercices GL



Slide 2 - Tekstslide

Werkpad
Vocabulaire : A,B et C

Lire C Exercice 33 (au choix)
Lire C Exercice 35
Grammaire C Exercice 37 
Schrijfvaardigheid: Oefenbrief 2




Slide 3 - Tekstslide

Planning toetsen
Idioomtoets                 14 maart 

Grammaticatoets      22 maart (uur 6)

Schrijftoets                   5 april (uur 6)


Slide 4 - Tekstslide

Le mot "wat" en français
  • In het Nederlands heb je één woord voor "wat"
  • In het Frans heb je meerdere vormen, gebaseerd op 'qui' en 'que'.
  • Welke vorm je gebruikt, hangt af van de functie van "wat" in de zin. Ook of het een vraagzin of een betrekkelijke bijzin betreft. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat in een vraagzin 
Functie
Vorm
Voorbeeld
Onderwerp 
Qu'est-ce qui 
Qu'est-ce qui est difficile?
Wat is moeilijk?
Lijdend voorwerp + inversie  
Que
Qu'as-tu vu?
Wat heb jij gezien?
Lijdend voorwerp
Qu'est-ce que 
Qu'est-ce que tu as vu?
Wat heb jij gezien?

Slide 6 - Tekstslide

Wat in een betrekkelijke bijzin 
Functie
Vorm
Voorbeeld
Onderwerp 
Ce qui
Je demande ce qui est difficile.
Ik vraag wat moeilijk is.
Lijdend voorwerp
Ce que /

Ce qu'
Je demande ce que tu as vu. 
Ik vraag wat je gezien hebt. 

Slide 7 - Tekstslide

Essayez ! Vul de juiste vorm in:
  1. _______________ voudriez-vous manger plus tard ?

  2. _____________ tu vas faire l'aujourd'hui ?

  3. __________________ est facile?

Slide 8 - Tekstslide

Essayez ! Vul de juiste vorm in:
  1. Que voudriez-vous manger plus tard  (wat = lijdend vw)
  2. Qu'est-ce que tu vas faire aujourd'hui ? (wat = lijdend vw)
  3. Qu'est-ce qui est facile? (wat = onderwerp)

Slide 9 - Tekstslide

Quel, Quelle, Quels, Quelles
Wat + is + zelfstandig nw. ?
Quel, Quelle, Quels, Quelles  + est/sont + nom propre

Quel est ton nom?
Quelle est ton adresse?
Quels sont tes cahiers?
Quelles sont tes filles?

Slide 10 - Tekstslide

_________ est arrivé à ton frère? Il s'est cassé la jambe?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quel

Slide 11 - Quizvraag

________ vous avez fait pendant les vacances?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quelles

Slide 12 - Quizvraag

______ tu dis est très important
A
Ce qui
B
Ce que

Slide 13 - Quizvraag

Il se demande______ est difficile.
A
Ce qui (onderwerp)
B
Ce que (lijdend vw)

Slide 14 - Quizvraag

________ sont tes vêtements préférés?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quels

Slide 15 - Quizvraag

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

_______________? Ma couleur préférée, c'est le bleu.

Slide 16 - Open vraag

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

________________? Ce soir, je préfère rester à la maison.

Slide 17 - Open vraag

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

________________? Il s'est cassé la jambe pendant les vacances.

Slide 18 - Open vraag

Traduis les phrases:
Ik vind het niet leuk wat jij doet.

Slide 19 - Open vraag

Traduis les phrases:
Wat mij verbaasd is dat hij altijd te laat komt.

Slide 20 - Open vraag

Vervoeg:
valoir - imparfait - il ...
timer
0:25

Slide 21 - Open vraag

Vervoeg:
valoir - futur simple - il ...
timer
0:25

Slide 22 - Open vraag

Vervoeg:
valoir - conditionnel - il
timer
0:25

Slide 23 - Open vraag

Vervoeg:
craindre - imparfait - je
timer
0:25

Slide 24 - Open vraag

Vervoeg:
craindre - futur simple - tu
timer
0:25

Slide 25 - Open vraag

Vervoeg:
craindre - passé composé - vous
timer
0:25

Slide 26 - Open vraag

Vervoeg:
résoudre - présent - il
timer
0:25

Slide 27 - Open vraag

Vervoeg:
résoudre - imparfait - nous
timer
0:25

Slide 28 - Open vraag

Vervoeg:
résoudre - futur simple - elles
timer
0:25

Slide 29 - Open vraag

Vervoeg:
lire - présent - je
timer
0:25

Slide 30 - Open vraag

Vervoeg:
lire - conditionnel - tu
timer
0:25

Slide 31 - Open vraag

Vervoeg:
lire - passé composé - vous
timer
0:25

Slide 32 - Open vraag