Herhaling H1 + H2

Hallo leerlingen van klas 2,

In deze LessonUp vindt je alle toetsstof van H1 en H2 nog één herhaald.

Neem het goed door, en succes met leren!
Geschiedenis
Maris College - Klas 2 - vmbo 
H1 Pruiken en revoluties
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hallo leerlingen van klas 2,

In deze LessonUp vindt je alle toetsstof van H1 en H2 nog één herhaald.

Neem het goed door, en succes met leren!
Geschiedenis
Maris College - Klas 2 - vmbo 
H1 Pruiken en revoluties

Slide 1 - Tekstslide

1.1
De Franse samenleving
  • Na 1700 bloeiden de handel en nijverheid
    Suiker, koffie, tabak & katoen
  • Burgers werden rijk, MAAR hadden niet dezelfde rechten als geestelijke en edelen
  • Veel armoede onder de Franse arbeiders en boeren



  • Frankrijk had een standenmaatschappij
    De bevolking was verdeeld in drie standen: geestelijk, adel en boeren/burgers
  • 1e stand = geestelijke
  • 2e stand = adel
  • 3e stand = de rest van de bevolking (boeren/burgers)

Slide 2 - Tekstslide

1.1
De Franse samenleving
  • 1e stand = geestelijke
  • 2e stand = adel
  • 3e stand = de rest van de bevolking (boeren/burgers)

De standen waren niet gelijk aan elkaar.
Leden van de 1e stand & 2e stand hadden privilleges

  • Zij hoefden bijvoorbeeld geen belasting te betalen
  • De 3e stand moesten dat wel belasting betalen. Zij betaalde dus de belasting voor het hele volk.
  • Alleen edelen konden goed betaalde banen krijgen. Het gewone volk (burgers) hadden pech.


Boer
Geestelijk
Adel

Slide 3 - Tekstslide

1.1
Nieuwe ideeën 
  • In Westerse landen zoals Frankrijk was het normaal om te geloven wat bestuurders en geestelijken zeiden
  • In de 18e eeuw veranderde dit beeld
  • Het idee: alle mensen zijn gelijk geboren
  • Iedereen moet dezelfde rechten hebben

Wat willen de burgers?
  • Mensenrechten = rechten van alle mensen
  • Vrijheid van godsdienst
  • Democratie = volk beslist mee
  • Grondwet = wet waarin staat hoe er geregeerd moet worden
  • Grondrechten = belangrijkste rechten van burgers
  • Rechtsstaat = iedereen moet zich aan de wet houden
  • Koning moet zich OOK aan de wet houden

Slide 4 - Tekstslide

1.2
De Franse revolutie begint
  • Lodewijk XVI (16e) werd koning van Frankrijk in 1774
  • Geen goede koning --> gaf veel geld uit aan oorlogen --> geen geld meer
  • Burgers zijn ontevreden  -- Waarom ook al weer?

  • 1789: Staten-Generaal worden bijeen geroepen door Lodewijk XVI. Hij wilt meer belasting gaan heffen
  • Derde stand komt niet, en vormen: De Nationale Vergadering
  • Eed op de Kaatsbaan: Nationale Vergadering gaat niet uiteen, totdat Frankrijk een grondwet had

  • Burgers komen in opstand over de privileges 1e & 2e stand 

Slide 5 - Tekstslide

1.2
De Franse revolutie begint
  • Bastille was een oude gevangenis/opslag plaats
  • Franse burgers verzamelen voor de Bastille en vallen het aan met kanonnen

  • Bastille wordt veroverd, en dit wordt gezien als het begin van de Franse Revolutie

  • La Liberté guidant le peuple =
    De vrijheid leidt het volk


Slide 6 - Tekstslide

1.2 
Van koninkrijk tot republiek
  • Nationale Vergadering schaft privileges geestelijken en adel af 
  • 1791 Democratische grondwet in Frankrijk
  • Kiesrecht: (mannen met goed inkomen mochten stemmen)
  • Franse revolutie = Democratische revolutie
    Omdat er een grondwet kwam, en mannen (met goed inkomen) mochten meestemmen

  • Frankrijk werd een constitutionele monarchie: de koning moest zich ook aan de grondwet houden

  • Lodewijk XVI (16e) weigert te luisteren...
  • 21 januari 1793 --> Lodewijk XVI wordt onthoofd door de guilotine 

Slide 7 - Tekstslide

1.2
Onder Napoleon
  • Na onthoofding Lodewijk XVI is er veel onrust ontstaan
  • 1799: Napoleon Bonaparte pakt de macht met een staatsgreep= macht overnemen met geweld
  • Einde Franse Revolutie
  • Napoleon brengt veel verandering met zich mee
  • Referendum --> iedereen stemt op Napoleon
  • 1804: Napoleon kroont zichzelf tot keizer

Slide 8 - Tekstslide

1.2
Verandering onder Napoleon
  • Voert veel nieuwe wetten in:
  • Burgerlijk recht
  • Scheiding kerk en staat
    1772: Veroveren van België en Nederland
  • Invoeren van dienstplicht
  • Rechtspraak 
  • Code Napoleon = burgerrecht 
  • Iedereen is gelijk
  • Meter, kilo en liter
  • Rechts rijden
  • Nederlandse achternamen
  • Belastingstelsel
  • Straatnamen

  • 1815: Napoleon wordt verslagen bij Waterloo in België 

Slide 9 - Tekstslide

1.3
Revolutie in Nederland
1588: Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden;
Friesland, Groningen, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Holland, Zeeland en Drenthe

  • Onder leiding van de Oranjes
Willem V is stadhouder van de Republiek

Veel onvrede in de Republiek:
  • Het gaat er slecht aan toe in de Republiek
  • Veel werkloosheid
  • Oorlog verloren tegen Engeland
  • Beschuldigd omkoping en ontrouw

Wie krijgt hiervan de schuld?
De stadhouder --> Willem V van  Oranje-Nassau


Slide 10 - Tekstslide

1.3
Revolutie in Nederland
  • Veel mensen zijn ontevreden met Willem V
  • Ze willen af van de Oranjes en een democratie
  • Deze mensen noemen we patriotten: 
    Zij waren een voorstander democratie in Nederland

  • Joan Derk van der Capellen tot den Pol
  • 'Kom in opstand, wij zijn de 'ware eigenaren' van het land!'

  • Prinsgezinden/Orangisten: Steunen de Oranjes, en dus Willem V

  • Patriotten komen in opstand en jagen veel regenten weg uit het stadhuis
  • Willem V wordt bang en vlucht naar Nijmegen

Slide 11 - Tekstslide

1.3
De Bataafse Revolutie
Wat gebeurt er dan?
  • Vrouw van Willem (Wilhelmina van Pruisen) reist terug en wordt tegengehouden door de patriotten
  • Koning van Pruisen (broer van Wilhelmina) bemoeit zich met de patriotten beweging
  • Stuurt een groot leger naar de Republiek
  • Patriotten vluchten naar Frankrijk
In Frankrijk:
  • Franse Revolutie was al bezig
  • Patriotten willen ook een revolutie
  • Vragen hulp aan de Fransen
  • 1795: Republiek wordt veroverd door patriotten én Fransen
  • Willem Vlucht naar Engeland
  • De Bataafse Republiek wordt opgericht door patriotten

Slide 12 - Tekstslide

1.3
Einde Bataafse Revolutie
Nederland wordt een democratie en een eenheidsstaat
  • Gemeenten en provincies moeten zich nu houden aan het landsbestuur oftewel: Rijksoverheid

  • 1805: Napoleon maakt een einde aan de Bataafse Republiek
  • Lodewijk Napoleon wordt koning van Nederland

  • 1806: Nieuwe wet: scholen moeten worden gesticht
Onderwijsinspectie van het rijk
  • 1810: Napoleon werd ingelijfd bij Frankrijk. 
  • Nederland werd onder dwang opgenomen in de Franse staat
1813: Russische en Pruisische troepen jagen Fransen weg
  • Einde Bataafse Revolutie 

Slide 13 - Tekstslide

Hallo leerlingen van klas 2,

In deze LessonUp vindt je alle toetsstof van H1 en H2 nog één herhaald.

Neem het goed door, en succes met leren!
Geschiedenis
Maris College - Klas 2 - vmbo 
H2 Burgers en stoommachines

Slide 14 - Tekstslide

2.1
Industrie en samenleving
Automatiseren: mensenarbeid vervangen door computers of machines

  • Vroeger waren er geen machines, computers of fabrieken
  • Alles werd met de hand gemaakt met eenvoudige gereedschappen
  • Zoals wol --> spinnewiel of weefgetouwen
  • Veel mensen wonen op het platteland (man op land & vrouw thuis)
  • Vrouwen maakten met spinnen wol of katoen
  • Er ontstonden betere landbouwtechnieken --> groei van bevolking --> meer vraag naar kleding en textiel

  • Nieuwe uitvinding: Schietsspoel en Spinning Jenny 
Spinnenwiel
Weefgetouw
Schietingspoel
Spinning Jenny

Slide 15 - Tekstslide

2.1
Industrie en samenleving
  • Mensen komen erachter dat de nieuwe machines ook op waterkracht kunnen draaien (waterrat)
  • Machines worden te groot voor in huis, dus er worden fabrieken gebouwd aan rivieren
  • Fabrieken worden aan rivieren gebouwd, zodat ze het water van de rivier konden gebruiken om de machines aan te drijven

  • Er ontstaat een industrie: productie in fabrieken
  • Machines kunnen niet dag en nacht draaien... er moet een oplossing komen

  • Dan ontstaat de stoommachine
  • Hierdoor kunnen machines dag en nacht aan blijven

Slide 16 - Tekstslide

2.1
De industriële revolutie
  • De komst van de stoommachine zorgde voor grote veranderingen in productiemethodes

    Industriële revolutie: ingrijpende verandering in productiemethode, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines
  • Steeds meer fabrieken gingen werken met stoommachines
  • De industrie groeide, en werden steeds meer nieuwe producten gemaakt. 
  • Er ontstonden ook nieuwe producten, zoals: telefoons, plastic en margarine

Slide 17 - Tekstslide

2.1
Gevolgen industriële revolutie
De industriële revolutie had grote gevolgen voor de sectoren: delen van de economie

  • Steeds meer mensen gingen werken in de industrie en dienstensector
  • Er ontstond een industriële samenleving: meer als de helft van de bevolking woont en werkt in steden
  • Massaproductie
  • De komst van de stoomtrein 


Slide 18 - Tekstslide

2.1
Arbeiders in actie
  • In de 18e en 19e eeuw hadden veel rijke burgers een bedrijf, ze waren ondernemer: iemand met een bedrijf
  • Ondernemers hadden veel invloed in de samenleving
  • Zij waren werkgevers en hadden mensen in dienst, die tegen betaling voor hen werkten (werknemers). 
  • Bij grote bedrijven werkten veel werknemers
  • De relatie tussen werkgever en werknemer was onpersoonlijlk
  • De werkgevers dachten alleen maar geld en winst maken, en niet aan de werkgevers
  • Arbeiders gaan samenwerken en richten vakbonden op, zo konden ze gaan onderhandelen over betere werkomstandigheden, beter salaris etc. 

Slide 19 - Tekstslide

2.2
Koninkrijk der Nederlanden
In 1815 werd Nederland samen met België een constitutionele monarchie: Het Koninkrijk der Nederlanden
  • Koning Willem I was de koning van Het koninkrijk der Nederland
  • Staatshoofd: de persoon met de hoogste macht
  • Regeringsleider: de aanvoerder (leider) van de regering
    Taken van koning
  • Benoemen ministers
  • Ontslaan ministers
    Minister moesten gehoorzamen aan koning
  • Uitgaven van het land
  • Het leger (welke oorlogen werden er gevoerd)
  • De kolonies (hoe de kolonies worden geregeerd)

Slide 20 - Tekstslide

2.2
Het bestuur van Nederland 1815-1848
  • Vertegenwoordigers van het volk zaten in het parlement, dat werd ook wel Staten-Generaal genoemd
  • Het parlement bestond uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer
  • De koning koos de leden van de Eerste Kamer
  • De leden van de Tweede Kamer worden gekozen door de Provinciale Staten
  • Eerste Kamer: deel van de Staten-Generaal
    Tweede Kamer: deel van de Staten-Generaal waarvan de leden door burgers zijn gekozen
  • Provinciale Staten: de volksvertegenwoordigers in de provincie
  • Edelen en regenten kozen de Provinciale Staten
  • Het parlement moest nieuwe wetten goedkeuren, maar had voor de rest weinig macht

Slide 21 - Tekstslide

Staatsinrichting van Nederland 1815-1848
Vul de juiste begrippen bij de
 juiste letter
Begrippen:
  • Eerste Kamer
  • Tweede Kamer
  • Ministers
  • Provinciale Staten

Groene pijlen = kiezen of kiest
Rode pijl = moet luisteren naar

Klaar?
Als je klaar bent, vul de letters S (staatshoofd), R (regeringsleider) en M (Meeste Macht) bij de juiste persoon/instelling

Ministers
1e kamer
2e kamer
Provinciale Staten
S, R, M

Slide 22 - Tekstslide

2.2 
Ontevredenheid
In Nederland groeide de ontevredenheid over het bestuur

  • De meeste Nederlanders mochten niet kiezen
  • Het parlement had weinig invloed op de regering
  • Burgers streefden naar vrijheid in de politiek, zij heette liberalen
    1830: Belgische liberalen komen in opstand en stichtten eigen koninkrijk -- België
  • 1840: Willem II wordt nieuwe koning Nederland
  • 1848: Burgers gaan demonstreren tegen overheid
  • Koning vraag aan Thorbecke of hij een nieuwe grondwet wilt schrijven

  • Tweede Kamerlid Thorbecke gaat nieuwe grondwet schrijven

Slide 23 - Tekstslide

2.2
Grondwet 1848
In de nieuwe grondwet, kwamen nieuwe grondrechten te staan, zoals:
  • Vrijheid van pers
  • Vrijheid van onderwijs
  • Vrijheid van meningsuiting
  • Vrijheid van vereniging
  • Vrijheid van vergadering
  • Vrijheid van geloof

Nederland kreeg ook een parlementair stelsel
  • Burgers mochten leden van de Tweede Kamer en de Provinciale Staten kiezen
  • De Eerste Kamer werd gekozen door de Provinciale Staten

Slide 24 - Tekstslide

2.2
Grondwet 1848
  • Koning bleef staatshoofd
  • Minister-president (premier) werd regeringsleider
  • Minister-president was voorzitter van ministerraad of het kabinet
  • De regering moest het parlement goed informeren en mocht niets doen zonder de toestemming van het parlement

    Nog meer veranderingen 1848
  • In 1848 mochten alleen mannen met een goed inkomen stemmen
  • In 1917 mochten alle mannen stemmen
  • In 1919 Mochten alle vrouwen stemmen
  • Algemeen kiesrecht
  • Nederland werd een parlementaire democratie

Slide 25 - Tekstslide

Staatsinrichting van Nederland vanaf 1848
Vul de juiste begrippen bij de
 juiste letter
Begrippen:
  • Eerste Kamer
  • Tweede Kamer
  • Minister-president + Ministers
  • Provinciale Staten

Groene pijlen = kiezen of kiest
Rode pijl = moet luisteren naar

Klaar?
Als je klaar bent, vul de letters S (staatshoofd), R (regeringsleider) en M (Meeste Macht) bij de juiste persoon/instelling


Minister president + minister
1e kamer
2e kamer
Provinciale Staten
S
R
M

Slide 26 - Tekstslide

2.3
Sociale kwestie
Slechte omstandigheden voor fabriekarbeiders:
  • Te weinig loon
  • Lange dagen (12 uur)
  • Zelden vrij
  • Gevaarlijk werk
  • Kinderen werkten al vanaf hun 6e
  • Armoede en kinderarbeid groeide enorm met de komst van de industriële revolutie
    Arbeiderswijken
  • Hele gezin woonde in één huis
  • Huizen waren krap en vochtig
  • Niet genoeg eten, slechte hygiëne
  • Sociale kwestie: mensen in de politiek gaan kijken hoe ze de leef- en woon omstandigheden van fabrieksarbeiders kunnen verbeteren

Slide 27 - Tekstslide

2.3
Kinderwetje van Houten
In veel industrielanden, kwamen sociale wetten: wetten om mensen te steunen, die niet goed voor zichzelf konden zorgen

1874: 'Kinderwetje' van Houten
  • Kinderen onder de 12 jaar mochten niet meer werken in fabrieken
  • Kinderen onder de 12 jaar mochten nog wél op het land werken

  • 1901: Kinderen tot 12 jaar moeten verplicht onderwijs volgen
  • Doordat er geen kinderen meer in fabrieken/platteland mochten werken, verdween kinderarbeid

Slide 28 - Tekstslide

2.3
Socialisten
In de politiek had je verschillende stromingen:
liberalen, socialisten en confessionelen

  • Liberalen: streefden naar vrijheid in de politiek
  • Socialisten: streefden naar gelijkheid in de politiek

Industriearbeiders werden uitgebuit en slecht behandeld door de fabriekseigenaren

Sommige socialisten wilden met een gewelddadige opstand een einde maken aan de uitbuiting van fabrieksarbeiders

Andere socialisten wilden met sociale wetten een einde maken aan de uitbuiting van de fabrieksarbeiders

Slide 29 - Tekstslide

2.3
Schoolstrijd
  • In de grondwet van 1848 werd ook godsdienstvrijheid vastgelegd
  • Gelovigen konden nu zelf hun eigen school oprichten
  • Bijzondere school: niet-openbare school

  • Openbare scholen kregen geld van de overheid, maar bijzondere scholen niet
  • Schoolstrijd: De strijd voor bijzondere scholen, om ook een subsidie te krijgen van de overheid
  • In 1917 kregen bijzondere scholen ook geld van de overheid
  • Confessionelen: mensen die in de politiek uitgaan van het christelijke geloof

  • 1879: Abraham Kuyper richt de eerste politieke partij op

Slide 30 - Tekstslide

2.3
Feminisme 
  • Vrouwen hadden in de 19e eeuw minder rechten dan mannen
  • Er waren wetten die onderscheid maakte tussen mannen en vrouwen om de vrouwen achter te stellen
  • Discriminatie: onderscheid maken tussen mensen met de bedoeling om iemand achter te stellen 

  • Onvrede onder de vrouwen
  • Vrouwen eisen emancipatie: gelijke behandeling
  • Betere scholing, recht op betaalde arbeid en stemrecht

  • Feministen: iemand die streeft voor gelijke behandeling van vrouwen ten opzichte van mannen
  • Succesvol --> steeds meer vrouwen gingen hoger onderwijs volgen

Slide 31 - Tekstslide