Herhaling H1+H2 II

Welkom!

Neem rustig plaats en leg pen & papier alvast op je tafel
Geschiedenis
Maris College - Klas 2 - vmbo 
H2 Burgers en stoommachines
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!

Neem rustig plaats en leg pen & papier alvast op je tafel
Geschiedenis
Maris College - Klas 2 - vmbo 
H2 Burgers en stoommachines

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag!
  • Toets cijfers
  • H1 herhalen
  • H2 herhalen
  • Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Toets cijfers
  • Magister
  • Tevreden/ontevreden? 

Slide 3 - Tekstslide

H1
Frankrijk had een standenmaatschappij
De bevolking was verdeeld in drie standen: geestelijk, adel en boeren/burgers
  • 1e stand = geestelijke
  • 2e stand = adel
  • 3e stand = de rest van de bevolking (boeren/burgers)

De standen waren niet gelijk aan elkaar.
Leden van de 1e stand & 2e stand hadden privileges

  • Zij hoefden bijvoorbeeld geen belasting te betalen
  • De 3e stand moesten dat wel belasting betalen. Zij betaalde dus de belasting voor het hele volk.


Slide 4 - Tekstslide

H1
  • Lodewijk XVI (16e) werd koning van Frankrijk in 1774
  • Geen goede koning --> gaf veel geld uit aan oorlogen --> geen geld meer
  • Burgers zijn ontevreden  -- Waarom ook al weer?

  • 1789: Staten-Generaal worden bijeen geroepen door Lodewijk XVI. Hij wilt meer belasting gaan heffen
  • Derde stand komt niet, en vormen: De Nationale Vergadering
  • Eed op de Kaatsbaan: Nationale Vergadering gaat niet uiteen, totdat Frankrijk een grondwet had

  • Burgers komen in opstand over de privileges 1e & 2e stand 

Slide 5 - Tekstslide

H1
  • Bastille was een oude gevangenis/opslag plaats
  • Franse burgers verzamelen voor de Bastille en vallen het aan met kanonnen

  • Bastille wordt veroverd, en dit wordt gezien als het begin van de Franse Revolutie

  • La Liberté guidant le peuple =
    De vrijheid leidt het volk


Slide 6 - Tekstslide

H1
  • Nationale Vergadering schaft privileges geestelijken en adel af 
  • 1791 Democratische grondwet in Frankrijk
  • Kiesrecht: (mannen met goed inkomen mochten stemmen)
  • Franse revolutie = Democratische revolutie
    Omdat er een grondwet kwam, en mannen (met goed inkomen) mochten meestemmen

  • Frankrijk werd een constitutionele monarchie: de koning moest zich ook aan de grondwet houden

  • Lodewijk XVI (16e) weigert te luisteren...
  • 21 januari 1793 --> Lodewijk XVI wordt onthoofd door de guilotine 

Slide 7 - Tekstslide

H1
  • Na onthoofding Lodewijk XVI is er veel onrust ontstaan
  • 1799: Napoleon Bonaparte pakt de macht met een staatsgreep= macht overnemen met geweld
  • Einde Franse Revolutie
  • Napoleon brengt veel verandering met zich mee
  • Referendum --> iedereen stemt op Napoleon
  • 1804: Napoleon kroont zichzelf tot keizer

Slide 8 - Tekstslide

H1
  • Voert veel nieuwe wetten in:
  • Burgerlijk recht
  • Scheiding kerk en staat
    1772: Veroveren van België en Nederland
  • Invoeren van dienstplicht
  • Rechtspraak 
  • Code Napoleon = burgerrecht 
  • Iedereen is gelijk
  • Meter, kilo en liter
  • Rechts rijden
  • Nederlandse achternamen
  • Belastingstelsel
  • Straatnamen

  • 1815: Napoleon wordt verslagen bij Waterloo in België 

Slide 9 - Tekstslide

H1
1588: Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden;
Friesland, Groningen, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Holland, Zeeland en Drenthe

  • Onder leiding van de Oranjes
Willem V is stadhouder van de Republiek

Veel onvrede in de Republiek:
  • Het gaat er slecht aan toe in de Republiek
  • Veel werkloosheid
  • Oorlog verloren tegen Engeland
  • Beschuldigd omkoping en ontrouw

Wie krijgt hiervan de schuld?
De stadhouder --> Willem V van  Oranje-Nassau


Slide 10 - Tekstslide

H1
  • Veel mensen zijn ontevreden met Willem V
  • Ze willen af van de Oranjes en een democratie
  • Deze mensen noemen we patriotten: 
    Zij waren een voorstander democratie in Nederland

  • Prinsgezinden/Orangisten: Steunen de Oranjes, en dus Willem V

  • Patriotten komen in opstand en jagen veel regenten weg uit het stadhuis
  • Willem V wordt bang en vlucht naar Nijmegen

Slide 11 - Tekstslide

H2
  • De komst van de stoommachine zorgde voor grote veranderingen in productiemethodes

    Industriële revolutie: ingrijpende verandering in productiemethode, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines
  • Steeds meer fabrieken gingen werken met stoommachines
  • De industrie groeide, en werden steeds meer nieuwe producten gemaakt. 
  • Er ontstonden ook nieuwe producten, zoals: telefoons, plastic en margarine

Slide 12 - Tekstslide

H2
De industriële revolutie had grote gevolgen voor de sectoren: delen van de economie

  • Steeds meer mensen gingen werken in de industrie en dienstensector
  • Er ontstond een industriële samenleving: meer als de helft van de bevolking woont en werkt in steden
  • Massaproductie
  • De komst van de stoomtrein 


Slide 13 - Tekstslide

H2
In 1815 werd Nederland samen met België een constitutionele monarchie: Het Koninkrijk der Nederlanden
  • Koning Willem I was de koning van Het koninkrijk der Nederland
  • Staatshoofd: de persoon met de hoogste macht
  • Regeringsleider: de aanvoerder (leider) van de regering
    Taken van koning
  • Benoemen ministers
  • Ontslaan ministers
    Minister moesten gehoorzamen aan koning
  • Uitgaven van het land
  • Het leger (welke oorlogen werden er gevoerd)
  • De kolonies (hoe de kolonies worden geregeerd)

Slide 14 - Tekstslide

H2
  • Vertegenwoordigers van het volk zaten in het parlement, dat werd ook wel Staten-Generaal genoemd
  • Het parlement bestond uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer
  • De koning koos de leden van de Eerste Kamer
  • De leden van de Tweede Kamer worden gekozen door de Provinciale Staten
  • Eerste Kamer: deel van de Staten-Generaal
    Tweede Kamer: deel van de Staten-Generaal waarvan de leden door burgers zijn gekozen
  • Provinciale Staten: de volksvertegenwoordigers in de provincie
  • Edelen en regenten kozen de Provinciale Staten
  • Het parlement moest nieuwe wetten goedkeuren, maar had voor de rest weinig macht

Slide 15 - Tekstslide

Staatsinrichting van Nederland 1815-1848
Vul de juiste begrippen bij de
 juiste letter
Begrippen:
  • Eerste Kamer
  • Tweede Kamer
  • Ministers
  • Provinciale Staten

Groene pijlen = kiezen of kiest
Rode pijl = moet luisteren naar

Klaar?
Als je klaar bent, vul de letters S (staatshoofd), R (regeringsleider) en M (Meeste Macht) bij de juiste persoon/instelling

Ministers
1e kamer
2e kamer
Provinciale Staten
S, R, M

Slide 16 - Tekstslide

H2
In Nederland groeide de ontevredenheid over het bestuur

  • De meeste Nederlanders mochten niet kiezen
  • Het parlement had weinig invloed op de regering
  • Burgers streefden naar vrijheid in de politiek, zij heette liberalen
    1830: Belgische liberalen komen in opstand en stichtten eigen koninkrijk -- België
  • 1840: Willem II wordt nieuwe koning Nederland
  • 1848: Burgers gaan demonstreren tegen overheid
  • Koning vraag aan Thorbecke of hij een nieuwe grondwet wilt schrijven

  • Tweede Kamerlid Thorbecke gaat nieuwe grondwet schrijven

Slide 17 - Tekstslide

H2
In de nieuwe grondwet, kwamen nieuwe grondrechten te staan, zoals:
  • Vrijheid van pers
  • Vrijheid van onderwijs
  • Vrijheid van meningsuiting
  • Vrijheid van vereniging
  • Vrijheid van vergadering
  • Vrijheid van geloof

Nederland kreeg ook een parlementair stelsel
  • Burgers mochten leden van de Tweede Kamer en de Provinciale Staten kiezen
  • De Eerste Kamer werd gekozen door de Provinciale Staten

Slide 18 - Tekstslide

H2
  • Koning bleef staatshoofd
  • Minister-president (premier) werd regeringsleider
  • Minister-president was voorzitter van ministerraad of het kabinet
  • De regering moest het parlement goed informeren en mocht niets doen zonder de toestemming van het parlement

    Nog meer veranderingen 1848
  • In 1848 mochten alleen mannen met een goed inkomen stemmen
  • In 1917 mochten alle mannen stemmen
  • In 1919 Mochten alle vrouwen stemmen
  • Algemeen kiesrecht
  • Nederland werd een parlementaire democratie

Slide 19 - Tekstslide

Staatsinrichting van Nederland vanaf 1848
Vul de juiste begrippen bij de
 juiste letter
Begrippen:
  • Eerste Kamer
  • Tweede Kamer
  • Minister-president + Ministers
  • Provinciale Staten

Groene pijlen = kiezen of kiest
Rode pijl = moet luisteren naar

Klaar?
Als je klaar bent, vul de letters S (staatshoofd), R (regeringsleider) en M (Meeste Macht) bij de juiste persoon/instelling


Minister president + minister
1e kamer
2e kamer
Provinciale Staten
S
R
M

Slide 20 - Tekstslide

H2
Slechte omstandigheden voor fabriekarbeiders:
  • Te weinig loon
  • Lange dagen (12 uur)
  • Zelden vrij
  • Gevaarlijk werk
  • Kinderen werkten al vanaf hun 6e
  • Armoede en kinderarbeid groeide enorm met de komst van de industriële revolutie
    Arbeiderswijken
  • Hele gezin woonde in één huis
  • Huizen waren krap en vochtig
  • Niet genoeg eten, slechte hygiëne
  • Sociale kwestie: mensen in de politiek gaan kijken hoe ze de leef- en woon omstandigheden van fabrieksarbeiders kunnen verbeteren

Slide 21 - Tekstslide

H2
In veel industrielanden, kwamen sociale wetten: wetten om mensen te steunen, die niet goed voor zichzelf konden zorgen

1874: 'Kinderwetje' van Houten
  • Kinderen onder de 12 jaar mochten niet meer werken in fabrieken
  • Kinderen onder de 12 jaar mochten nog wél op het land werken

  • 1901: Kinderen tot 12 jaar moeten verplicht onderwijs volgen
  • Doordat er geen kinderen meer in fabrieken/platteland mochten werken, verdween kinderarbeid

Slide 22 - Tekstslide

H2
  • In de grondwet van 1848 werd ook godsdienstvrijheid vastgelegd
  • Gelovigen konden nu zelf hun eigen school oprichten
  • Bijzondere school: niet-openbare school

  • Openbare scholen kregen geld van de overheid, maar bijzondere scholen niet
  • Schoolstrijd: De strijd voor bijzondere scholen, om ook een subsidie te krijgen van de overheid
  • In 1917 kregen bijzondere scholen ook geld van de overheid
  • Confessionelen: mensen die in de politiek uitgaan van het christelijke geloof

  • 1879: Abraham Kuyper richt de eerste politieke partij op

Slide 23 - Tekstslide

H2
  • Vrouwen hadden in de 19e eeuw minder rechten dan mannen
  • Er waren wetten die onderscheid maakte tussen mannen en vrouwen om de vrouwen achter te stellen
  • Discriminatie: onderscheid maken tussen mensen met de bedoeling om iemand achter te stellen 

  • Onvrede onder de vrouwen
  • Vrouwen eisen emancipatie: gelijke behandeling
  • Betere scholing, recht op betaalde arbeid en stemrecht

  • Feministen: iemand die streeft voor gelijke behandeling van vrouwen ten opzichte van mannen
  • Succesvol --> steeds meer vrouwen gingen hoger onderwijs volgen

Slide 24 - Tekstslide

Afsluiting
30 november 
Proefwerk H1+H2

  • Telt 2x mee!!!
  • Stof uit boek leren
  • Kijk naar de herhalingsles H1+H2!!!!

Successssss met leren!

2sB
Morgen meenemen: laptop, etui en stiften

Slide 25 - Tekstslide