Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je hoe je de korte en lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord moet schrijven en kun je stoffelijke bijv. naamwoorden schrijven
In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.
+ ën: fantasie+ ën= fantasieën
drie - drieën
categorie - categorieën
epidemie - epidemieën
-ën: – zee → zeeën;
slee → sleeën;
orchidee → orchideeën
dat doe je bij woorden op -a ,-o,-u,i of -y
hobby's
agenda's
polo's
mini's
apostrof -s
mp3's
F16's
BMW's
Kijken naar PP NN blz. 191
http://nieuwnederlands.online.noordhoff.nl/Boek-en-uitleg#
mavo1 H.5 bijvoeglijk naamwoord
De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben twee vormen: een korte vorm en een lange vorm:
mooi → mooie; slim → slimme; groot → grote.
Je zegt: Dat is een mooie jas, maar ook: Die jas van jou vind ik erg mooi.
Zo maak je de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zeggen van wat voor stof iets is gemaakt.
Ze hebben maar één vorm en eindigen meestal op -en:
houten,
zilveren,
gouden,
blikken.
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Wat nu?
Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 191
Maken opdr. 1 t/m 4
blz. 191-192
Extra oefenen,meer uitleg of snel klaar?
kies op Snapput.nl
je boek -Hfdst. 4
Spelling- meervoud znw 2
maak de oefeningen
en/of bekijk nog eens de uitlegvideo
https://www.snapput.nl/video/meervoud-zelfstandig-naamwoord-2/