Engels H1 14-01-2025

Engels H1
 14-01-2025
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Engels H1
 14-01-2025

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Reading

  • Grammar:
    - Recap! demonstrative pronouns (this, that, these & those)
    - NEW! Possessive pronouns
Lesson goal
At the end of the lesson...

  • ... I will be able to use the correct Possessive pronouns to talk about  something (or someone) that belongs to another thing (or person).
What do you need?
- iPad
- workbook
- notebook
- pen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Find out
fashion show



Unit 3, lesson 2: Writing
Do exercise 13 & 14

The text (Fashion show) is on page 97

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 13

 
Opdracht 14



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



 Personal answer, for example:
  1.  Toy town:
    I would like to buy a new game or an extra controller for my Playstation.
  2.  Gap:
    I would like to buy a new pair of jeans, but they are probably too expensive. I love everything in Gap.
  3.  O2:
    I would like to buy a new charger for my phone. I also need a new phone case.


Personal answer, for example:
  1.  Etos:
    Everything for beauty and health.
  2. H&M:
    A wide range of shirts, trousers, sweaters, skirts and dresses. Fashion for every age.
  3. Sport 2000:
    We have a wide range of sportswear and equipment.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vocabulary

Neem de woorden in woordenlijst 3.1 & 3.2 door.

Welke woorden vind je lastig?

  • Close your book and place it in the corner of your table

timer
3:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct word to finish the sentence:

Patricia always ___________ in black.
A
wear (to)
B
dress (to)
C
try on (to)
D
fit (to)

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct word to finish the sentence:

He had to wear a __________ to keep his pants up.
A
jacket
B
belt
C
glove
D
skirt

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Translate the word below

eronder

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Translate the word below and make a sentence with it.

(kleding)set

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Translate the word below and make a sentence with it.

ongewoon, opvallend

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar

Demonstrative pronouns
(This, that, these, those)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar
This / that / these / those

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar
This / that / these / those
= Aanwijzende voornaamwoord
Wordt gebruikt om naar iets te wijzen of om ergens naar te verwijzen.







Aanwijzende voornaamwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord / het woord waar naar verwezen wordt.
enkelvoud
meervoud
Dichtbij
this
these
Ver(der) weg
that
those

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies


What are demonstrative pronouns?
A
am, are, is
B
this, that, these, those
C
demonstraties
D
don't

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Which demonstrative pronouns are further away?
A
this, these
B
that, those
C
this, those
D
that, these

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Which demonstrative pronouns are used with plural (meervoud)?
A
that, those
B
that, this
C
these, those
D
this, these

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dichtbij
Ver weg
Enkelvoud
Meervoud
This
That
These
Those

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Choose the correct demonstrative pronoun:

Look at ... shoes over there! 
They look just like my shoes
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Choose the correct demonstrative pronoun:

Where did you find ... dress you're wearing?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Choose the correct demonstrative pronoun:

I want to buy ... shirts on this table.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

this
that
these
those
enkelvoud
dichtbij
meervoud
dichtbij
enkelvoud
Verweg
meervoud
Verweg

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Read the sentence below. Is it correct or incorrect?

Where are you going on holiday those year?
A
correct
B
incorrect

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Read the sentence below. Is it correct or incorrect?

What are all those boots doing over there?
A
correct
B
incorrect

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


.... is your kit over there underneath the desk.
.... is my kit here.
A
This, This
B
That, That
C
This, That
D
That, This

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Is the button over there yours?
A
is this yours?
B
are these yours?
C
is that yours?
D
are those yours?

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


May I borrow your pen?
A
May I borrow this?
B
May I borrow these?
C
May I borrow that?
D
May I borrow those?

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which 4 demonstrative pronouns are there?

...,...,...,...

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar
Possessive determiners: My, your, his, etc.

(1e rij van de bezittelijke voornaamwoorden)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: My, Your...
We gebruiken bezittelijke voornaamwoorden om aan te geven dat iets van iemand is.
In het engels wordt het verdeeld in 2 rijtjes, wij focussen ons op het 1e rijtje:


Deze vorm van een bezittelijk voornaamwoord wordt ALTIJD gebruikt MET een zelfstandig naamwoord.

  • Eigendom ==> Her diary (= Haar dagboek)

  • Relaties ==> Your mother (= Jouw moeder)

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Connect the correct possessive pronoun with the correct personal pronoun
I
you
she
they
he
you
we
it
its
her
your
his
my
their
your
our

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: My, Your...
Enkelvoud
Meervoud
This my house
mijn 
This is your house
jouw 
This is his house
zijn 
This is her house
haar 
This is its house 
van het, ervan
This is our house
ons
This is your house 
jullie 
This is their house
hun 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Choose the correct possessive pronoun

Jake: Hey Sam, what's __________ phone number?
Sam: My phone number is 555 7698
A
his
B
my
C
your
D
their

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Choose the correct possessive pronoun

Jack and Jane are from France. Nicole is ________ mother
A
their
B
our
C
my
D
her

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Choose the correct possessive pronoun

Did you find _____ trainers, Sierra?
You can't walk barefoot*.

A
their
B
your
C
my
D
his

Slide 39 - Quizvraag

barefoot means 'op blote voeten'

Choose the correct possessive pronoun

I enjoyed learning about _____ the history of leather gloves.
A
their
B
they're
C
her
D
there

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Choose the correct possessive pronoun

I need to find Mandy. I took _____ jacket by mistake.
A
their
B
my
C
her
D
your

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Choose the correct possessive pronoun

Simon left _____ school book on the bus.
A
his
B
yours
C
her
D
their

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Choose the correct possessive pronoun

Mr. and Mrs. Noah brought home _____ new baby girl.
A
his
B
her
C
their
D
yours

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vocabulary & Grammar


Unit 3, lesson 2
Do exercises 15 - 19

timer
10:00

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 15
  1.  your
  2.  my
  3.  their
  4.  imagine
  5.  comment
  6.  celebrate
  7.  real
  8.  pocket
Opdracht 16

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 18
  1.  your
  2.  my
  3.  their
  4.  our
  5.  her
  6.  his
  7.  your
  8.  its
Opdracht 19
  1. my
  2.  Yours
  3.  mine
  4.  your
  5.  mine
  6.  my
  7.  hers
  8.  yours
  9.  Its
  10.  theirs
  11.  our

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 17
  1. that / dat
  2. that / die
  3. this / dit
  4. these / deze
  5. those / die
  6. this / deze
  7. these / deze
  8. those / die
  9. that / die
  10. these / deze

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepare for the reading test:
Websites met verschillende teksten, op verschillende niveaus:






Begin met een tekst op level A2. 
  • Max 2 fouten? --> Ga door met een tekst op level B1
  • Minder dan de helft fout? --> Kies een andere tekst op level A2
  • Grotendeels van de vragen fout? --> Kies een tekst op level A1. 

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOMEWORK
To Do:
  • Finish exercises 20 & 22
To study:
  • Vocabulary 3.1 & 3.2
  • study phrases writing
Next lesson
  • practice for reading test

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies