H3 lezen opdr. 2 bespreken

Welkom bij Nederlands!





Check:
  • Staat je telefoon uit en zit hij in de telefoonbak?
  • Liggen alle spullen die je nodig hebt op tafel?






Op tafel ligt: 
  • Pen
  • Schrift 
  • Lesboek
  • Laptop












1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!





Check:
  • Staat je telefoon uit en zit hij in de telefoonbak?
  • Liggen alle spullen die je nodig hebt op tafel?






Op tafel ligt: 
  • Pen
  • Schrift 
  • Lesboek
  • Laptop












Slide 1 - Tekstslide





  • Ga lekker zitten. 
  • Pak je boek en lees.
  • Veel plezier!
Stillezen
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Artikel

Slide 3 - Tekstslide

  • Signaalwoorden en verbanden 




Vorige lessen

Slide 4 - Tekstslide

Je kunt onderscheid maken tussen feiten, meningen  en argumenten. 

Doel

Slide 5 - Tekstslide

Waarom heeft de schrijver bij de volgende woorden uit de tekst aanhalingstekens gebruikt?
'klimaatspijbelaars' (titel)
A
Het is een citaat.
B
Het is een nieuw, zelfbedacht woord.
C
Het is niet letterlijk bedoeld.

Slide 6 - Quizvraag

Waarom heeft de schrijver bij de volgende woorden uit de tekst aanhalingstekens gebruikt?
'goed doel' (alinea 5)
A
Het is een citaat.
B
Het is een nieuw, zelfbedacht woord.
C
Het is niet letterlijk bedoeld.

Slide 7 - Quizvraag

Waarom heeft de schrijver bij de volgende woorden uit de tekst aanhalingstekens gebruikt?
'Daar hebben wij hen hard voor nodig.' (alinea 8)
A
Het is een citaat.
B
Het is een nieuw, zelfbedacht woord.
C
Het is niet letterlijk bedoeld.

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent sympathiek?

Slide 9 - Open vraag

Wat betekent komen opdagen?

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent komen ongenoegens?

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent komen incidenteel?

Slide 12 - Open vraag

Wat betekent komen instantie?

Slide 13 - Open vraag

Wat betekent komen formeel?

Slide 14 - Open vraag

Aan welke woorden herken je de mening van minister Slob in alinea 2?

Slide 15 - Open vraag

Wat is de functie van alinea 4? Alinea 4...
A
beschrijft de aanleiding voor de Nederlandse spijbelacties.
B
geeft een voorbeeld van acties in andere landen.
C
noemt de gevolgen van Nederlandse spijbelacties.

Slide 16 - Quizvraag

Staan in alinea 4 feiten, meningen of beide?
A
feiten
B
meningen
C
beide

Slide 17 - Quizvraag

In alinea 5 krijg je een mening met argument(en) van minister Slob. Zet hieronder:
a) de mening van de minister
b) het woord waaraan je zijn eerste argument herkent
c) in je eigen woorden het tweede argument van de minister.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het verband tussen alinea 6 en 7? Alinea 7...
A
geeft een nieuwe mening over hetzelfde onderwerp als in alinea 6.
B
is een argument bij de mening in alinea 6.
C
is een uitleg bij alinea 6.

Slide 19 - Quizvraag

In alinea 7 zegt de instantie voor leerplichtambtenaren iets over spijbelen. Is dit een feit of een mening?
A
feit
B
mening

Slide 20 - Quizvraag

De laatste twee zinnen van de tekst zijn een citaat van de minister. Wie bedoelt hij met 'jullie' en wie is 'wij'?
jullie = ...
wij = ...

Slide 21 - Open vraag

Wat is het belangrijkste doel van de schrijver met deze tekst?
A
je adviseren om te gaan spijbelen voor het klimaat
B
je informatie geven over de mening van de minister over klimaatspijbelactie
C
je overtuigen van de mening van de minister van Onderwijs
D
je waarschuwen om geen actie te gaan voeren voor het klimaat op een schooldag

Slide 22 - Quizvraag




Na deze les...

  • kun je onderscheid maken tussen feiten, meningen en argumenten. 

Doel

Slide 23 - Tekstslide

Volgende les

Slide 24 - Tekstslide

Volgende les
Donderdag:
  • Leesboek mee



Slide 25 - Tekstslide