Blok 3 - week 4 - les 3

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

Blok 3 - week 4 - les 3

Wat gaan we leren?

Een komma gebruiken  na een citaat.

Herhalen van woordsoorten.

Achter welk woord hoort de komma?

'Ik zit in groep zeven en ben pas drie jaar' zegt Bob.

1. zeven
2. en
3. jaar
4. bob

Achter welk woord hoort de komma?

'Echt waar, ik heb pas drie keer mijn verjaardag gevierd' zegt Bob.

1. pas
2. mijn
3. zegt
4. gevierd

Wanneer een komma bij een citaat?

Er komt een komma aan het eind van een citaat als de zin daarna nog verdergaat.

Bijv:

'Ik ben er bijna,' zegt Ilse.

Maar........

Er komt GEEN komma aan het eind van een citaat als het citaat zelf al eindigt met een uitroepteken of vraagteken.

Bijv.

'Wanneer komt de groenteboer?' vraagt Joep. 

Achter welk woord hoort de komma?

'Ik weet hoe dat kan' zegt Koen

1. kan
2. zegt
3. weet
4. geen komma, want de citaat eindigt met een vraagteken of uitroepteken.

Achter welk woord hoort de komma?

'Weet jij hoe dat kan?' vraagt Mirjam.

1. Weet
2. kan
3. zegt
4. geen komma, want de citaat eindigt met een vraagteken of uitroepteken.

Achter welk woord hoort de komma?

'Het is maar één keer schrikkeldag in de vier jaar' zegt hij.

1. één
2. jaar
3. zegt
4. geen komma, want de citaat eindigt met een vraagteken of uitroepteken.

Bedenk zelf een zin met
een citaat en een komma erin op de juiste plaats.

Schrijf de persoonsvorm op van de volgende zin.

Persoonsvorm:
Julius Ceaser was een machtige man.

Persoonsvorm:
Jarenland had hij de politieke
macht in Rome.

Persoonsvorm:
Zijn hoofd werd veelvuldig
op munten afgebeeld.

Persoonsvorm:
Lucas en Robert praatten nog lang over Caesar door.