V2; Grammatica WS: Voegwoord

Welkom
10 minuten in stilte lezen


Spullen op tafel
Telefoon in de telefoontas
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
10 minuten in stilte lezen


Spullen op tafel
Telefoon in de telefoontas

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Telwoord

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik - Telwoord
Bepaald
Onbepaald
Hoofdtelwoord
precies aantal

zeven, duizend

onduidelijk aantal

veel, alle, weinig
Rangtelwoord
precieze plek in rij

dertiende, miljoenste

onduidelijke volgorde

middelste, zoveelste

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Je leert:

- nevenschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken

- onderschikkende voegwoorden                         "

Slide 4 - Tekstslide

Voegwoord

Voegwoorden (of verbindingswoorden) verbinden twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.

Ik wil naar huis, want ik ben moe.

Slide 5 - Tekstslide

Voegwoord
Nevenschikkend


Onderschikkend



Slide 6 - Tekstslide

Nevenschikkend voegwoord
Twee gelijkwaardige woorden of zinnen worden verbonden

                Ik eet graag peren.          +          Ik eet graag appels.
                         Ik eet graag peren en ik eet graag appels.

Nevenschikkende voegwoorden: dus, en, maar, of, want.

Slide 7 - Tekstslide

Onderschikkend voegwoord
Een hoofdzin wordt met een bijzin verbonden

                De docent zegt dat ze morgen alle toetsen nakijkt.
'De docent zegt' = hoofdzin + 'dat ze ... toetsen nakijkt' = bijzin

Onderschikkende voegwoorden: aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, terwijl, toen, zodat, enz.

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen!

Zodra hij klaar is met werken, komt hij.

Wat is het voegwoord?
Nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen!

Zodra hij klaar is met werken, komt hij.
                   Bijzin                               Hoofdzin
Wat is het voegwoord?
Nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen!

Wil je koffie of thee?


Wat is het voegwoord?
Nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen!

Wil je koffie of thee?
Koffie + thee worden door het voegwoord of aan elkaar verbonden.
Wat is het voegwoord?
Nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 12 - Tekstslide

Oefenen!

Ik weet niet zeker of het morgen gaat regenen.

Wat is het voegwoord?
Nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 13 - Tekstslide

Oefenen!

Ik weet niet zeker of het morgen gaat regenen.
       Hoofdzin                                 Bijzin
Wat is het voegwoord?
Nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak op bladzijde 224 en 225 opdr. 1 t/m 5.

Slide 15 - Tekstslide

Controleren lesdoelen
Weet Diederik al dat jij een poster van hem boven je bed hebt gehangen?

Voegwoord?
Nevenschikkend of onderschikkend?

Slide 16 - Tekstslide

Controleren lesdoelen
       Weet Diederik al dat jij een poster van hem                                       
                Hoofdzin                                     boven je bed hebt gehangen?
                                                                        Bijzin
Voegwoord?

Nevenschikkend of onderschikkend?


Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk

H3 Grammatica woordsoorten: voegwoord
- Samenvatting
- Startopdracht
- Min. 4 opdrachten

Slide 18 - Tekstslide