Rekenen D2 Paragraaf 2.1 en 2.2



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 1
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Hoofdstuk 2 Oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
Paragraaf 2.1 en 2.2


Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
P2.1 + 2.2
P2.3 + 2.4
P2.5 + 2.6
P2.7 + 2.8
P2.9 + GO
TOETS
P3.1 + 3.2
P3.3 + 3.4
P3.5 + GO
TOETS
Wat gaan we doen?
Starten en introductie
Opstarten van de les en korte introductie
Kennis activeren
Uitleg par. 2.1 Vlakke en ruimtelijke figuren
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 2.1
Kennis checken
Nabespreken (selectie van) opdrachten par. 2.1
Kennis activeren
Uitleg par. 2.2 Omtrek en oppervlakte
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 2.2
Kennis checken
Nabespreken (selectie van) opdrachten par. 2.2
Kennis toetsen
Toetsen examenopdrachten met score
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Korte introductie les 1

Paragraaf 2.1 Vlakke en ruimtelijke figuren


Leerdoelen

  • Ik herken de vlakke en ruimtelijke figuren.
  • Ik herken meetkundige begrippen, zoals evenwijdig en loodrecht.


Paragraaf 2.2 Omtrek en oppervlakte


Leerdoelen


  • Ik kan de omtrek berekenen.
  • Ik kan de oppervlakte berekenen en oppervlakte maten omrekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe reken je in de praktijk?
Nordin werkt als persoonlijk begeleider bij een buurthuis. Samen met zijn team besluit hij de activiteitenruimte voor jongeren opnieuw in te richten. Er zijn op dit moment twee aparte ruimten: ruimte A is 3,5 x 3,5 meter en ruimte B is 3,5 bij 10 meter. Het team besluit de
muur tussen ruimte A en B door te breken. Daardoor ontstaat ruimte C. Die wordt
vervolgens geschilderd en er wordt een nieuwe vloer gelegd. 

a. Geef aan welke vlakke figuren ruimte A en B hebben.
b. Geef aan welk ruimtelijk figuur ruimte C zal hebben. 
c. Bereken de oppervlakte van ruimte C in dm2.


timer
7:00

Slide 5 - Tekstslide

Tip! Maak een schets of tekening van de ruimten!




a. Geef aan welke vlakke figuren ruimte A en B hebben.
A
Ruimte A en B zijn beiden vierkant.
B
Ruimte A is een vierkant en ruimte B een rechthoek.
C
Ruimte A is een rechthoek en ruimte B een vierkant.
D
Ruimte A en B zijn beiden rechthoeken.

Slide 6 - Quizvraag

Ruimte A is 3,5 x 3,5 m = vierkant
Ruimte B is 3,5 x 10 m = rechthoek




b. Geef aan welk ruimtelijk figuur ruimte C zal hebben.
A
Een balk.
B
Een kubus.
C
Een rechthoek.
D
Een vierkant.

Slide 7 - Quizvraag

Ruimte C is 3,5 x 13,5 m x ? = een balk. 




c. Bereken de oppervlakte van ruimte C in dm2.
A
4,725 dm2
B
47,25 dm2
C
472,5 dm2
D
4725 dm2

Slide 8 - Quizvraag

Ruimte C is 3,5 x 13,5 m = 47,25 m2 

47,25 m2 x 100 = 4725 dm2

Aan het werk via de korte route
  • Blijf ingelogd in ZOOM.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak opdracht 5 en 9 van par. 2.1.
  • Maak opdracht 2, 5 en 8 van par. 2.2.
  • Lever de gemaakte opdrachten in.
  • Meld je voor de examenopdracht.
 

Voortgang
Ik volg tijdens de les de voortgang van je opdrachten.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.1 Vlakke en ruimtelijke figuren

Leerdoelen


  • Ik herken de vlakke en ruimtelijke figuren.
  • Ik herken meetkundige begrippen, zoals evenwijdig en loodrecht.



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel driehoeken telt deze figuur?
Let op! Instinker!

Slide 11 - Tekstslide

Deze figuur telt 6 driehoeken: een felblauwe, een rode, een oranje, een lichtblauwe, een groene én een combinatie van lichtblauw en groen.
A. Het paarse figuur is een rechthoek.
B. Het paarse figuur is een parallellogram.

Slide 12 - Tekstslide

Antwoord B: Het paarse figuur is een parallellogramDat is een rechthoek zonder rechte hoeken.
A. Lijn AH en HJ lopen evenwijdig of parallel aan elkaar.
B. Lijn AH en HJ staan loodrecht of haaks op elkaar.

Slide 13 - Tekstslide

Antwoord B: Lijn AH en HJ vormen een hoek van 90 graden. Ze staan loodrecht of haaks op elkaar.
A. Lijn DG en FI lopen evenwijdig of parallel aan elkaar.
B. Lijn DG en FI staan loodrecht of haaks op elkaar.

Slide 14 - Tekstslide

Antwoord A: Lijn DG en FI hebben dezelfde richting en snijden elkaar niet. Ze zijn evenwijdig of parallel aan elkaar.

Aan het werk via de basisroute
  • Maak opdracht 8 en 9 van paragraaf 2.1
 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
timer
7:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





8a. Welke ruimtelijke figuur herken je in dit bouwwerk?
A
de driehoek
B
de piramide
C
de prisma
D
de ruit

Slide 17 - Quizvraag

Let op! De driehoek en de ruit zijn vlakke of tweedimensionale figuren.




8b. Welke vlakke figuur herken je in de zijkant dit bouwwerk?
A
de driehoek
B
de piramide
C
de prisma
D
de ruit

Slide 18 - Quizvraag

Let op! De piramide en de prisma zijn ruimtelijke of driedimensionale figuren.




9a. Welke lijn/lijnen is/zijn parallel aan lijn A?
A
lijn B en C
B
lijn C en D
C
lijn D en E
D
lijn E en H

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies





9b. Welke lijn/lijnen staat/staan loodrecht op lijn A?
A
lijn B
B
lijn B en E
C
lijn B en H
D
lijn E en H

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies





9c. Welke ruimtelijke figuren herken je in dit bouwwerk?
A
Een balk en een (halve) bol.
B
Een (halve) bol en een cilinder.
C
Een cilinder en een piramide.
D
A + B + C

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00
Pauze

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.2 Omtrek en oppervlakte

Leerdoelen


  • Ik kan de omtrek berekenen.
  • Ik kan de oppervlakte berekenen en oppervlakte maten omrekenen.



Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de omtrek van deze kamer?

Slide 24 - Tekstslide

Met de klok mee:

40 + 15 + 20 + 15 + 20 + 30 = 140 cm 

Bereken de ontbrekende maat.

Slide 25 - Tekstslide

35 dm2 = 35 x 100 = 3500 cm2
7 dm = 7 x 10 = 70 cm

3500 : 70 = 50 cm
Bereken de ontbrekende maat.

Slide 26 - Tekstslide

De oppervlakte van de driehoek is de 
zijde x de hoogte : 2 = 24 m2.

24 m2 = 8 x 6 : 2 


Aan het werk via de basisroute
  • Maak opdracht 1 en 2 van paragraaf 2.2
 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





1a. De omtrek van figuur A is...
A
110 cm
B
120 cm
C
130 cm
D
140 cm

Slide 29 - Quizvraag

Reken met de klok mee.

40 + 15 + 20 + 15 + 20 + 30 = 140 cm




1b. De omtrek van figuur B is...
A
110 cm
B
120 cm
C
130 cm
D
140 cm

Slide 30 - Quizvraag

Reken met de klok mee.

30 + 11 + 10 + 8 + 10 + 11 + 30 = 110 cm




1c. De omtrek van figuur C is...
A
70 cm
B
76 cm
C
82 cm
D
90 cm

Slide 31 - Quizvraag

Reken met de klok mee.

16 + 16 + 7,5 + 10 + 15 + 10 + 7,5 = 82 cm



2a. Hoeveel m2 laminaat heeft
Wicher nodig?
A
 
A
25,5 m2
B
28,25 m2
C
32,25 m2
D
38,5 m2

Slide 32 - Quizvraag

Rechthoek
7 x 5,5 = 38,5 m2

Inham A
2 x 2 = 4 m2

Inham B
2,5 x 2,5 = 6,25 m2

38,5 - 4 - 6,25 m2 = 28,25 m2



2b. Hoeveel meter plinten heeft
hij nodig?
A
25 meter
B
27 meter
C
29 meter
D
31 meter

Slide 33 - Quizvraag

Reken met de klok mee.

5 + 3 + 2,5 + 2,5 + 4,5 + 3,5 + 2 + 2 = 25 m

Aan het werk via de basisroute
  • Maak opdracht 5 en 6 van paragraaf 2.2
 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
timer
6:00

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





5a. Wat is de omtrek van cirkel A?
A
4,71 cm
B
6,14 cm
C
8,42 cm
D
9,42 cm

Slide 36 - Quizvraag

Omtrek cirkel = diameter x 3,14. 

3 x 3,14 = 9,42 cm




5b. Wat is de omtrek van cirkel B?
A
15,64 dm
B
39,25 dm
C
156,4 cm
D
392,5 cm

Slide 37 - Quizvraag

Omtrek cirkel = diameter x 3,14. 

12,5 x 3,14 = 39,25 dm x 10 = 392,5 cm 




6. Wat is de omtrek van dit perk?
A
18,14 meter
B
47,1 meter

Slide 38 - Quizvraag

Omtrek cirkel = diameter x 3,14. 

15 x 3,14 = 47,1 meter
timer
5:00
Pauze

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.1 en 2.2 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door een berekening te maken en die op te schrijven. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdrachten. 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Examenopdracht
timer
10:00
Omtrek cirkel = 3,14 x diameter
Oppervlakte cirkel = 3,14 x straal2

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





8a. Hoeveel personen nodigt Shelly uit?
A
15 personen
B
16 personen
C
17 personen
D
18 personen

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies





8b. Hoeveel meter slinger heeft Shelly nodig?
A
ongeveer 20 meter
B
ongeveer 22 meter
C
ongeveer 24 meter
D
ongeveer 26 meter

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht 8a [2p]

Bereken de oppervlakte van de hele rechthoek
6 meter x 5 meter = 30 m2

Bereken 3/4 van de oppervlakte van de cirkel
3,14 x 1,5 x 1,5 = 7,065 : 4 x 3 = 5,29 = 5,3 m2

Bereken de totale oppervlakte van de ruimte
30 m2 + 5,3 m2 = 35,3 m2

Bereken het aantal genodigden
35,3 m2 : 2 = [1p] 17,65 = 17 personen [1p]



Wat weet je al?
Je weet de lengte en de breedte van de rechthoek.
De lengte is 6 meter en de breedte is 5 meter.

Je weet de diameter van de cirkel.
De diameter van de cirkel is 3 meter.

Je weet de ruimte per persoon in m2.
De ruimte per persoon is 2 m2.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht 8b [3p]

Bereken de omtrek van de rechthoek
5 + 5 + 6 + 6 = 22 meter
22 - 1,5 - 1,5 = 19 meter

Bereken 3/4 van de omtrek van de cirkel
3,14 x 3 = 9,42 meter
9,42 : 4 x 3 = 7,065 meter

Bereken de totale omtrek van de kamer
19 + 7,065 = [1p] 26,065 [1p] meter [1p]



Wat weet je al?
Je weet de lengte en de breedte van de rechthoek.
De lengte is 6 meter en de breedte is 5 meter.

Je weet de diameter van de cirkel.
De diameter van de cirkel is 3 meter.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen par. 2.1
  • Ik herken de vlakke en de ruimtelijke figuren.
  • Ik herken meetkundige begrippen, zoals evenwijdig en loodrecht.

Leerdoelen par. 2.2
  • Ik kan de omtrek berekenen.
  • Ik kan de oppervlakte berekenen en oppervlakte maten omrekenen.

Volgende week

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies