Week 35 niv. AA (nieuwsbegrip)

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Waar hebben we het vorige week over gehad?

Slide 2 - Open vraag

Het onderwerp van deze les is:
Zwitserland

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet jij al over
Zwitserland?

Slide 4 - Woordweb

Aan het einde van de les weet ik..
Waar Zwitserland ligt.
Waarom daar bommen zijn.
Kan ik uitleggen wat 'ontploffen' betekent
Weet ik wat een bom kan doen
Dit is de vlag van Zwitserland

Slide 5 - Tekstslide

In deze les gaan we:
  •  Wat hebben we vorige week gedaan?
  • Nieuw onderwerp en les doel
  • Lezen + opdrachten
  • Einde

Slide 6 - Tekstslide

Aan welke land(en) grenst
Zwitserland?
Klik!
Als je op de afbeelding klikt, dan zie je het beter.
A
Rusland
B
Italië
C
Nederland
D
Spanje

Slide 7 - Quizvraag

Kaart van Europa
Dit is de kaart van Europa. Zie jij al waar Zwitserland ligt?

Slide 8 - Tekstslide

Zet de onderstaande landen op de juiste plek
Hier ligt Nederland
Hier ligt Spanje
Hier ligt Zwitserland

Slide 9 - Sleepvraag

Hier ligt Zwitserland

Slide 10 - Tekstslide

Even lezen..
Klik hier om te lezen
Je kan op het plaatje klikken om het groter te maken.

Slide 11 - Tekstslide

Wat ligt er op de grond van het meer in Zwitserland?
A
dode vissen
B
niets
C
bommen
D
bergen

Slide 12 - Quizvraag

Hoe komen de bommen in het meer terecht?

Slide 13 - Open vraag

Wat moet er met de bommen gebeuren?

Slide 14 - Open vraag

Even lezen..
Klik hier om te lezen
Je kan op het plaatje klikken om het groter te maken.
Klik voor de foto!
Dit is een foto van een bom onder het water.

Slide 15 - Tekstslide

Wat zit er in een bom?
A
Snoepjes
B
Stoffen die je kan ruiken
C
Stoffen die je kunt gebruiken
D
Stoffen die giftig zijn

Slide 16 - Quizvraag

Noem twee dingen die je nu
weet over bommen

Slide 17 - Woordweb

Woordenschat
Op de volgende dia's komen 'moeilijke' woorden aan bod. 
Weet jij wat ze betekenen?

Slide 18 - Tekstslide

Lees regel 21 en 22.
Daar staat: Dus het leger wilde ervan af.
Wat betekent ervan af willen?
Extra lezen
Klik op de foto om te vergroten.
Lees regel 21 en 22
A
ergens aan mee willen doen
B
iets niet meer willen
C
iets niet willen zeggen tegen een ander

Slide 19 - Quizvraag

Lees regel 22 tot en met 24. Daar staat: ‘De bommen en kogels kun je wel in de meren dumpen.’ Wat betekent dumpen?
Lees
Klik op de foto om het te vergroten
A
verkopen
B
verzorgen
C
weggooien

Slide 20 - Quizvraag

Lees regel 28 en 29.
Daar staat: En in de bommen zitten giftige stoffen. Wat betekent: een giftige stof?
Lees
Klik op de foto als je hem wilt vergroten
A
iets waar je ziek van kunt worden of van kunt doodgaan
B
iets waar je heel vies van kan worden
C
iets waar je blij en vrolijk van wordt

Slide 21 - Quizvraag

Lees regel 27 en 28.
Daar staat: Want ze kunnen nog
steeds ontploffen.
Wat betekent ontploffen?
Lees
Klik op de foto als je hem wilt vergroten
A
heen en weer schudden
B
met een klap uit elkaar springen
C
met een zacht geluid openspringen

Slide 22 - Quizvraag

Een leger
Ontploffen
Dumpen
Een bom

Slide 23 - Sleepvraag

Wat heb ik van deze les geleerd?

Slide 24 - Open vraag

Uitleg
Je kiest alleen: 'ja of nee' bij een vakje. Het maakt niet uit of je dit goed of fout hebt, als je maar duidelijk maakt wat je hebt geleerd.
Ik weet waar Zwitserland ligt.
Ik weet waarom daar bommen zijn.
Ik weet wat een bom kan doen
Ik kan uitleggen wat 'ontploffen' betekent
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Nee
Nee
Nee

Slide 25 - Sleepvraag

Hoe vond jij het om op deze manier de les te maken?

Slide 26 - Open vraag

Even lezen..
Klik hier om te lezen
Je kan op het plaatje klikken om het groter te maken.

Slide 27 - Tekstslide

Haal een woordzoeker op

Slide 28 - Tekstslide