In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
H19: sport
19.2: Bewegingen in spiervezels
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel
Je leert hoe een beweging in een spiervezel tot stand komt.
je werkt zelfstandig deze presentatie door.
Kijk het filmpje op dia 10 en beantwoord daarna de quizvragen.
Aan het eind van deze presentatie zitten nog een tweetal filmpjes die handig kunnen zijn als je dit moeilijk vindt.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Welk type motor neuron zorgt voor fijne motoriek? Een neuron dat een motorische eenheid van enkele spiervezels aanstuurt of een neuron dat 100-en neuronen aanstuurt?
A
enkele
B
honderden
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
0
Slide 10 - Video
Bron 10- blz 99
Op de volgende slides zie je bron 10 met uitleg per stap.
In principe is dit ook uitgelegd in het voorgaande filmpje
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
00:46
Hoe wordt een spiervezel dus geactiveerd?
A
Door een stroompje via een andere spier
B
Door een stofje in het bloed
C
Door een stroompje via een zenuwcel
Slide 18 - Quizvraag
01:13
Spieren trekken samen als...
A
De filamenten in elkaar worden gedrukt
B
De filamenten langs elkaar schuiven
Slide 19 - Quizvraag
01:13
In het filmpje zag je ATP voorbij komen. Waarvoor dient ATP de spier?
A
Om de filamenten van elkaar los te maken
B
om de filamenten aan elkaar te binden
Slide 20 - Quizvraag
01:13
Spieren trekken samen als...
A
de filamenten in elkaar worden gedrukt
B
De filamenten langs elkaar schuiven
Slide 21 - Quizvraag
02:52
In het filmpje zag je ATP voorbijkomen. Waarvoor dient ATP in de spier?
A
Om de filamenten van elkaar los te maken
B
Om de filamenten aan elkaar te binden
Slide 22 - Quizvraag
03:29
Dus: zorgen calcium-ionen ervoor dat de spier samentrekt of juist ontspant?
A
Samentrekt
B
Ontspant
Slide 23 - Quizvraag
04:09
De Z-lijn komt dichterbij de M-lijn. De 'M-lijn' is het midden van de A-band (p. 244) Wordt de A-band dan korter? Of de I-band?
A
Beide
B
Geen van beide
C
Alleen de A-band
D
Alleen de I-band
Slide 24 - Quizvraag
Zet in de goede volgorde. Wat gebeurt er bij de verkorting van een sarcomeer?
1
2
3
4
ATP bindt aan een myosinekop
Aan de myosinekop zit ADP, wanneer ADP de kop verlaat, veert de kop van de actieve stand naar de niet-actieve stand en trekt aan het actinefilament.
Er komen CA2+ ionen vrij in de spiervezel, hierdoor verandert de structuur van tropomyosine, de myosinekop bindt aan actine.
De myosinekop splitst ATP in ADP+Pi, door de energie die hierbij vrijkomt buigt de kop in de actieve stand.
Slide 25 - Sleepvraag
Huiswerk
Lees bs 19.2 door
maken opdracht 1 t/m 11. Kies je leerlijn.
Zie Somtoday voor een link naar bioplek, handig om te bekijken. De verschillende spierweefsels staan hier beschreven.
Zie Somtoday ook voor een link naar een uitlegfilmpje
Slide 26 - Tekstslide
Werking van de spier
Op molecuulniveau, met iets meer detail dan het vorige filmpje.
Bestudeer voor je de video kijkt eerst bron 8, 9 en 10 op p. 98-99 van je boek.