Kapitel 5 Schule und Schüler Woche 9

Kapitel 6: Kundendienst und Kassenzettel
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kapitel 6: Kundendienst und Kassenzettel

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
Grammatik uitleg
Hören 
Wörterliste 

1. Inschrijven keuze - uren
2. Protocol.





Slide 2 - Tekstslide

Toets Duits
Via Meet de toets bespreken.

Ik stuur je via de chat een link naar Meet.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

S. 82 Hören Aufgabe 6.2
Neues Einkaufszentrum

Schrijf de naam van het bedrijf of van het soort winkel bij het juiste nummer. 

Slide 5 - Tekstslide

S.89 Grammatik Aufgabe 11.3

Müssen = moeten

Ich muss
du musst
er/sie/es muss



wir müssen
ihr müsst
sie/Sie müssen


Anke und Lotta müssen noch zum Kaufhaus. 

Slide 6 - Tekstslide

S.89 Grammatik Aufgabe 11.3

wollen = willen

Ich will
du willst
er/sie/es will



wir wollen
ihr wollt
sie/Sie wollen


Wir wollen morgen einkaufen gehen.

Slide 7 - Tekstslide

S.89 Grammatik Aufgabe 11.3

wissen = weten

Ich weiß
du weißt
er/sie/es weiß



wir wissen
ihr wisst
sie/Sie wissen


Du weißt bestimmt, wann der Laden schließt.

Slide 8 - Tekstslide

(wissen) Sie, welche Größe ich habe?
A
weiß
B
weißt
C
wissen
D
wisst

Slide 9 - Quizvraag

ich (wollen) einen neuen Pullover haben.
A
will
B
willst
C
wollen
D
wollt

Slide 10 - Quizvraag

Marco (müssen) heute noch Zeitungen austragen.
A
muss
B
musst
C
müssen
D
müsst

Slide 11 - Quizvraag

Laura und Joey (müssen) noch zum Kaufhaus
A
muss
B
musst
C
müssen
D
müsst

Slide 12 - Quizvraag

Wir (wollen) morgen einkaufen gehen.
A
will
B
willst
C
wollt
D
wollen

Slide 13 - Quizvraag

Elena (müssen) die Hose anprobieren.
A
muss
B
musst
C
müssen
D
müsst

Slide 14 - Quizvraag

(wissen) ihr, wo die Bäckerei ist?
A
weiß
B
weißt
C
wissen
D
wisst

Slide 15 - Quizvraag

S.85 Wörter Aufgabe 8.2


Wörterliste B

Hose - Zeitschrift - Bluse

Woordjes vertalen.

Slide 16 - Tekstslide

S.99 Grammatik Aufgabe 17.4
Bezittelijk voornaamwoord



ein = een
kein = geen

Mannelijk = ein / kein
vrouwelijk = eine / keine 

Slide 17 - Tekstslide

S.99 Grammatik Aufgabe 17.4
Bezittelijk voornaamwoord



Slide 18 - Tekstslide

afkortingen
(m) = mannelijk (der) 
(mv) = meervoud (die)
(v) = vrouwelijk (die)
(o) = onzijdig (das)

Slide 19 - Tekstslide

(der, die das) Vater
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quizvraag

(der, die, das) Mutter
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quizvraag

Mein...............Nebenjob (m)
A
mein
B
meine

Slide 22 - Quizvraag

Ihr.... Pullover (m)
A
ihr
B
ihre

Slide 23 - Quizvraag

dein.... Schule
A
dein
B
deine

Slide 24 - Quizvraag

Mein... Taschengeld (o)
A
mein
B
meine

Slide 25 - Quizvraag

Unser... Großeltern
A
unser
B
unsere

Slide 26 - Quizvraag

Dein....... Hose
A
dein
B
deine

Slide 27 - Quizvraag

Sein....... T-Shirt (o)
A
sein
B
seine

Slide 28 - Quizvraag

Ihr........ Klamotten (mv)
A
ihr
B
ihre

Slide 29 - Quizvraag

Vlog
aanstaande vrijdag

Slide 30 - Tekstslide

Hausaufgaben
Hören 3.2 + 4.1 + 4.2
Wörterliste 3.8
Grammatik 5.2

Slide 31 - Tekstslide

Hausaufgaben
6.2 + 8.2 + 5.2 + 17.4 

Slide 32 - Tekstslide