communication on fairness Week 5/6 inclusief formatieve opdracht

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Leerdoelen week 5 

Je kent het verschil tussen een standpunt en een argument

Je kunt argumenten bedenken bij een standpunt

Je weet wat overtuigen is

Je leert dat verschillende groepen mensen soms iets anders horen (de advocaat let niet op hetzelfde als de rechter)

Je leert hoe je je moet afstemmen op een publiek

Je kent de rollen in de rechtszaal

Je kunt uitleggen waarom een argument overtuigend is voor rechter, advocaat of officier

Vandaag 

Nog even over die klap ....

Uitleg met lessonup vragen 

Formative assessment: 

Planning tot volgende week vrijdag 2 december

Wat ga je doen

Aan de slag 

Leerdoelen week 5 

Je kent het verschil tussen een standpunt en een argument

Je kunt argumenten bedenken bij een standpunt

Je weet wat overtuigen is

Je leert dat verschillende groepen mensen soms iets anders horen (de advocaat let niet op hetzelfde als de rechter)

Je leert hoe je je moet afstemmen op een publiek

Je kent de rollen in de rechtzaal

Je kunt uitleggen waarom een argument overtuigend is voor rechter, advocaat of officier

standpunt + argumenten = argumentatie

standpunt + argument(en) = argumentatie

Standpunt is je mening (waar 'sta' jij op dat onderwerp).

Argument is je onderbouwing (redenen, dit vind ik, want ...)

Welk signaalwoord gebruik je als je van standpunt naar argument gaat?

1. dus
2. maar
3. want
4. ja

Standpunt of argument?
Ik vind dat de examens niet door moeten gaan

1. Standpunt
2. Argument

Is het deel tussen [..]een standpunt of argument?
[Omdat oude auto's heel vervuilend zijn], mogen ze niet meer in het centrum komen.

1. standpunt
2. argument

Standpunt of argument?
Politici zijn niet te vertrouwen. Ze liegen over alles.

Politici zijn niet te vertrouwen is een ...

1. standpunt
2. argument

Standpunt of argument?
Mijn telefoon is de beste. Het is een Iphone 8.

'Mijn telefoon is de beste' is een ...

1. standpunt
2. argument

Standpunt of argument?

Drop moet verboden worden, want er zit veel suiker in.

... want er zit veel suiker in.

1. standpunt
2. argument

Is de volgende uitspraak een feit, standpunt of argument?

Hij vind 1,5 meter afstand niet nodig.

1. standpunt
2. feit
3. argument

Is de volgende uitspraak een feit, standpunt of argument?

De treinen kunnen weer rijden, ondanks de sneeuw.

1. standpunt
2. feit
3. argument

Is de volgende uitspraak een feit, standpunt of argument?

De rechter geeft de verdachte tien jaar gevangenisstraf.

1. standpunt
2. feit
3. argument

Is de volgende uitspraak een feit, standpunt of argument?

"Als een situatie onder controle is, hoef je geen geweld te gebruiken"

1. standpunt
2. feit
3. argument

Denk nog even terug aan het verhaal over de knal. Mag je iemand een knal verkopen? Wat is jouw standpunt na dat verhaal?

Leerdoelen week 5 

Je kent het verschil tussen een standpunt en een argument

Je kunt argumenten bedenken bij een standpunt

Je weet wat overtuigen is

Je leert dat verschillende groepen mensen soms iets anders horen (de advocaat let niet op hetzelfde als de rechter)

Je leert hoe je je moet afstemmen op een publiek

Je kent de rollen in de rechtszaal

Je kunt uitleggen waarom een argument overtuigend is voor rechter, advocaat of officier

Argumenten bedenken 

Om iemand te overtuigen van jouw standpunt moet je goede argumenten gebruiken

Overtuigen betekent dat je iemand 'overhaalt' om te vinden wat jij vindt

Niet iedereen vindt dezelfde argumenten goed of overtuigend

Verzin twee argumenten waarom Den Haag sport voor kinderen gratis zou moeten maken.

Verzin twee argumenten waarom Den Haag sport voor kinderen NIET gratis zou moeten maken.

Stel, je bent wethouder financiën (dan ga je over het geld) van Den Haag. Waarom zou je dan niet voor gratis sport voor kinderen in Den Haag zijn?

Nu ben je schooldirecteur. Waarom zou je dan wel voor gratis sport voor kinderen in Den Haag zijn?

Leerdoelen week 5 

Je kent het verschil tussen een standpunt en een argument

Je kunt argumenten bedenken bij een standpunt

Je weet wat overtuigen is

Je leert dat verschillende groepen mensen soms iets anders horen (de advocaat let niet op hetzelfde als de rechter)

Je leert hoe je je moet afstemmen op een publiek

Je kent de rollen in de rechtszaal

Je kunt uitleggen waarom een argument overtuigend is voor rechter, advocaat of officier

Wie staat er in de rechtszaal?

Pak je boek De Zweetvoetenman

Kijk achterin 

(turquoise bladzijden, met zwart-witte blokjes aan zijkant) 

Deel II (ongeveer bladzijde 129) 

"In de rechtszaal bij een strafzaak"

Bespreek wie er allemaal in de rechtszaal is en wat zij doen

Leerdoelen week 5 

Je kent het verschil tussen een standpunt en een argument

Je kunt argumenten bedenken bij een standpunt

Je weet wat overtuigen is

Je leert dat verschillende groepen mensen soms iets anders horen (de advocaat let niet op hetzelfde als de rechter)

Je leert hoe je je moet afstemmen op een publiek

Je kent de rollen in de rechtszaal

Je kunt uitleggen waarom een argument overtuigend is voor rechter, advocaat of officier

Wie gebruikt welke uitspraak? Sleep de uitspraak naar de juiste persoon. 

U krijgt een taakstraf 

Ik wist echt niet dat ik niet zomaar mijn vrouw mocht slaan 

Mijn cliënt bedoelde het niet slecht 

De verdachte had beter moeten weten, niemand mag zo maar iemand slaan

De advocaat 

De rechter 

De verdachte 

De officier van justitie 

Planning 

Vrijdag 24 november:  verder werken aan de formatieve opdracht (45 minuten), Numo (45 minuten) =>  dat is huiswerk geworden voor 1 december  

Donderdag 1 december: bedenken argumenten, opzet rechtszaak bepalen 

Vrijdag 2 december: de rechtszaak

De formatieve opdracht 

 Drie groepen: Openbaar Ministerie, Rechters en Advocaten

Vooraf kiezen we een probleem uit De Zweetvoetenman 

Jullie bereiden voor iedere groep argumenten voor (huiswerk  donderdag 1 december) 

Vrijdag 2 december: in de les spelen we een rechtszaak na.

Iedere groep mag zeggen welke argumenten ze hebben. 

Nu aan de slag stap 1

 

Kiezen van een probleem uit De Zweetvoetenman voor de formatieve opdracht 

Verhaal blz. 156

Mag je 'f*ck de koning!' roepen?

Het probleem 

 Een jongen wordt gearresteerd omdat hij onrust veroorzaakt in een supermarkt. Als hij het busje in wordt geduwd, roept de jongen: 'jullie zijn racisten!' 

De politieman heeft aangifte gedaan van belediging want hij vindt zichzelf geen racist en vindt de term beledigend. Bovendien is hij een ambtenaar in functie. 

 

Het probleem 

Jullie gaan argumenten bedenken waarom deze jongen wel veroordeeld moet worden (dat zal de officier van justitie willen), waarom niet (dat willen zijn advocaten) en je denkt na welke argumenten een rechter zal afwegen. 

Het probleem 

Je gebruikt het verhaal 'Mag je 'f*ck de koning!' roepen? Dat begint op bladzijde 156 om te kijken hoe in Nederland met beledigingen wordt omgegaan. 

Nu aan de slag stap 2

Klas in drie groepen. Iedere groep bedenkt argumenten voor de groep waarvoor  je bent ingedeeld. 

groep 1: standpunt en argumenten namens OM/Officier van justitie 

groep 2: standpunt en argumenten namens advocaat van de verdachte

groep 3: standpunten van de rechter

BEWAAR JE ARGUMENTEN IN EEN DOCUMENT 

Nu aan de slag stap 3

Je wisselt van groep. 

groep 1: standpunt en argumenten namens advocaat van de verdachte

groep 2: standpunten van de rechter

groep 3: standpunt en argumenten namens OM/Officier van justitie 

BEWAAR JE ARGUMENTEN IN EEN DOCUMENT 

Nu aan de slag stap 3

Je wisselt van groep. 

groep 1: standpunten van de rechter

groep 2: standpunt en argumenten namens OM/Officier van justitie 

groep 3: standpunt en argumenten namens advocaat van de verdachte

BEWAAR JE ARGUMENTEN IN EEN DOCUMENT 

Als het goed is... 

....Heb je nu argumenten bedacht voor elke groep betrokkenen

Deze argumenten gaan we morgen gebruiken als de we rechtszaak gaan 'spelen'

Hoe willen jullie dat aanpakken? 

 

Planning 

Vrijdag 24 november:  verder werken aan de formatieve opdracht (45 minuten), Numo (45 minuten) =>  dat is huiswerk geworden voor 1 december  

Donderdag 1 december: bedenken argumenten, opzet rechtszaak bepalen 

Vrijdag 2 december: de rechtszaak