In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Waar denk jij aan bij poëzie?
Slide 3 - Open vraag
Willem Kloos (1859 - 1938) zei: 'Poëzie is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie.' Wat zou hij daarmee bedoeld hebben?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Lesdoel:
Aan het eind van deze lessenserie kun je:
gedichten analyseren op vorm;
vertellen welke vormen van beeldspraak er zijn;
vertellen welke stijlfiguren er zijn;
en daarmee gedichten analyseren op inhoud.
Slide 6 - Tekstslide
Vorm
Een gedicht bestaat uit een aantal bij elkaar horende versregels. Een gedicht lees je versregel voor versregel.
Versregels staan in groepjes bij elkaar. Een groepje bij elkaar horende versregels is een strofe. De verschillende strofen van een gedicht worden gescheiden door witregels.
Slide 7 - Tekstslide
Hoeveel versregels heeft dit gedicht?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 8 - Quizvraag
Uit hoeveel strofen bestaat dit gedicht?
Slide 9 - Open vraag
Strofebouw
Je kunt strofevormen benoemen naar het aantal versregels. De meest gebruikte strofevormen zijn:
distichon (twee versregels)
terzine of terzet (drie versregels)
kwatrijn (vier versregels)
kwintet (vijf versregels)
sextet (zes versregels)
septet (zeven versregels)
octaaf (acht versregels)
Slide 10 - Tekstslide
Uit hoeveel strofes bestaat dit gedicht?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 11 - Quizvraag
Hoe heten de strofes van dit gedicht?
A
terzet
B
kwatrijn
C
septet
D
octaaf
Slide 12 - Quizvraag
Rijm
Rijm is de overeenkomst van klanken in niet te ver van elkaar verwijderdebeklemtoonde lettergrepen.
Slide 13 - Tekstslide
Rijm
Er is sprake van volrijm als de beklemtoonde klinker en de daaropvolgende medeklinker(s) of lettergrepen gelijk luiden, zoals raaf - gaaf, smoes - kroes, kinderlijk - hinderlijk.
Als er sprake is van eindrijm, kun je een rijmschema opstellen. Woorden die op elkaar rijmen, codeer je met dezelfde letter.
Slide 14 - Tekstslide
Wat is het rijmschema van dit gedicht?
Slide 15 - Open vraag
Rijmschema
De bekendste vorm van rijm op basis van plaats is eindrijm. De laatste woorden van de versregels rijmen (met volrijm) op elkaar.
Bekende en veel gehanteerde rijmschema's zijn:
Gekruist rijm (a-b-a-b)
Gepaard rijm (a-a-b-b)
Omarmend rijm (a-b-b-a)
Gebroken rijm (a-b-c-a)
Slide 16 - Tekstslide
Hoe heet het rijmschema van dit gedicht?
Slide 17 - Open vraag
Halfrijm
Bij halfrijm rijmen alleen de beklemtoonde klinkers (assonantie) of beklemtoonde medeklinkers (alliteratie).
Ik noteer een alliteratie of assonantie als volgt: eerst de klank die allitereert of assoneert, dan het woord.
Slide 18 - Tekstslide
Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindenlaan.
A
halfrijm
B
volrijm
C
alliteratie
D
assonantie
Slide 19 - Quizvraag
Als een potvis in een pispot pist, zit de pispot vol met potvispis.
A
halfrijm
B
volrijm
C
alliteratie
D
assonantie
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Video
Enjambement
Het doorlopen van een zin van de ene
versregel naar de volgende versregel, zonder dat er een natuurlijke
pauze is.
Effect: het laatste woord van de ene versregel en het eerste woord van de andere versregel krijgen extra nadruk.
Slide 22 - Tekstslide
hij doet echt zijn best voor haar
zij houdt ook heel erg veel van
hem. Hij weet zelf ook dat hij
niet meer kan doen wat hij
maar wil. Zij trekt het zich soms
heel erg aan. Hij is soms bang.
Aeolica, uit: Ilja Leonard Pfeijffer (1998), van de vierkante man
Notatie enjambement:
regel 2-3: van/hem
regel 3-4: hij/niet
regel 4-5: hij/maar
regel 5-6: soms/heel
Slide 23 - Tekstslide
Oefenen!
Pak je lesbrief erbij en maak opdracht 1.
Slide 24 - Tekstslide
Sonnet
Een sonnet is een gedicht met 14 versregels.
Deze 14 versregels zijn meestal verdeeld over een octaaf en een sextet.
Het octaaf word in de regel verdeeld over twee kwatrijnen.
Het sextet word in de regel verdeeld over twee terzetten.
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Sonnet
Een sonnet is meestal gebaseerd op een inhoudelijke tegenstelling, bijvoorbeeld: algemeen - bijzonder, levend - dood, toen - nu, maar dat hoeft niet per se.
De tegenstelling wordt meestal duidelijk in de overgang tussen octaaf en sextet, maar dat hoeft niet per se.
De tegenstelling wordt chute, val of wending genoemd.