In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.
Onderdelen in deze les
Industriële revolutie
Slide 1 - Tekstslide
Datum
Les
Wat/onderwerp (Industriële revolutie) 1800-1900
Deadline
9 mei
1
Intro - Video - Uitleg opdracht
16 mei
2
Waarom begon het in Engeland?
Opdracht 1 af
23 mei
3
Van huisnijverheid naar fabrieken (Nieuwe
6 juni
4
Gelijk aan de slag met de opdracht
Opdracht 2 af
13 juni
5
Kinderarbeid. Werk-, woon- en leefomstandigheden arbeiders
20 juni
6
Sociale kwestie - Stromingen: liberalisme, socialisme, confessionalisme en Sociale wetten
Opdracht 3 af
27 juni
7
Historisch spel spelen
Start les spel klaar.
Slide 2 - Tekstslide
Les 1
Slide 3 - Tekstslide
Programma
Wat is de industriële revolutie?
Begin in Engeland
Uitleg opdracht
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
01:41
Waarom begon de Industriële Revolutie in Engeland?
A
Omdat die altijd de eerste zijn
B
Omdat het een eiland is
C
Omdat ze voldoende grondstoffen hadden
D
Omdat ze toe waren aan iets nieuws
Slide 6 - Quizvraag
Opdracht
Maak eerst twee of drietallen en ga bij elkaar zitten.
Slide 7 - Tekstslide
Les 2
Slide 8 - Tekstslide
03:16
Wat is de belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van de Industriële Revolutie?
A
Mensen waren het handwerk zat
B
De groeiende bevolking had kleding nodig
C
Ze wilden geld verdienen met export
D
Er ontstonden steden, waar veel mensen woonden
Slide 9 - Quizvraag
06:57
Waarom was stoomkracht handiger en beter dan waterkracht?
A
Water was overal beschikbaar
B
Er waren nóg minder mensen nodig
C
Je kon het altijd en overal gebruiken
D
De machines waren goedkoper
Slide 10 - Quizvraag
10:53
Wat was een negatief gevolg van de Industriële Revolutie?
A
Verbeterde arbeidsomstandigheden
B
Verlies van banen in de landbouw
C
Toename van kinderarbeid en slechte werkomstandigheden
D
Afname van de productie
Slide 11 - Quizvraag
13:06
Noem een reden waardoor de situatie van arbeiders beter werd.
Slide 12 - Woordweb
Wat houdt industrialisatie in?
A
Automatisering
B
Komst van fabrieken
C
Verstedelijking
D
Thuis produceren
Slide 13 - Quizvraag
Steden
De meeste mensen woonden
Reizen gebeurde
In straten van steden
waren
[..............................]
werden
[..............................]
op het
[..............................]
in een
[..............................]
meestal
[..............................]
meer met de
[..............................]
was het 's nachts
[..............................]
was
[..............................]
In 1800
In 1900
Plaats de woorden op de juiste plek in de tabel.
Continuïteit en verandering
klein
groot
platteland
stad
te voet
trein
pikdonker
verlichting
Slide 14 - Sleepvraag
Oorzaken Industriële Revolutie
Agrarische revolutie
Mechanisering
Demografische revolutie
Slide 15 - Tekstslide
Agrarische Revolutie
Adel werd grootgrondbezitter
Machines voor landbouw (mechanisering)
Nieuwe gewassen (aardappel) en zaaizaad
Betere (kunst)mest
Dieren fokken
Slide 16 - Tekstslide
Demografische Revolutie
Oorzaken:
Meer eten beschikbaar
Betere medische zorg en hygiëne
Gevolgen:
Minder sterfte
Meer geboortes
Slide 17 - Tekstslide
Huisnijverheid
Kleinschalig maken van producten in eigen huis
Vaak bijbaan naast landbouw
Nieuwe machines:
Spinning Jenny (1765)
Slide 18 - Tekstslide
Video
De stoommachine
Slide 19 - Tekstslide
Dedemsvaart
1820 werd de eerste Kalkoven gebouwd.
In de omgeving van Dedemsvaart werd vroeger veel turf gewonnen. De turf werd naar het westen van het land verscheept, via de Dedemsvaart naar Hasselt en over de Zuiderzee naar Enkhuizen en verder.
Slide 20 - Tekstslide
Dedemsvaart
Tussen 1850 en 1880 waren er in Dedemsvaart vier bedrijven actief in de kalkbranderij met samen maar liefst twaalf kalkovens.
De opkomst van de cementindustrie en de import van goedkope (steen)kalk betekenden het einde van de kalkovens (jaren 60-70)
Slide 21 - Tekstslide
IJzeren eeuw
Kijken hieronder: Welkom in de IJzeren eeuw – Wetenschap
Noem 6 uitvindingen en 6 nieuwe beroepen die je in de video tegenkomt
Hoe waren de leef- en werkomstandigheden van de bevolking in de steden?
Slide 23 - Tekstslide
schooltv.nl
Slide 24 - Link
Hoe waren de leef- en werkomstandigheden van de bevolking in de steden?
Slide 25 - Tekstslide
Successen voor de arbeiders en crisis.
Slide 26 - Tekstslide
Wat konden arbeiders doen om hun situatie te verbeteren?
Slide 27 - Woordweb
Welke sociale wet veranderde écht iets aan de kinderarbeid?
A
Armenwet
B
Kinderwetje van Van Houten
C
Leerplichtwet
D
Ongevallenwet
Slide 28 - Quizvraag
Wat is de sociale kwestie?
A
De armoede onder boeren in de 19e eeuw.
B
De wet kinderarbeid te verbieden.
C
De slechte levensomstandigheden van arbeiders en besef dat hier een oplossing voor moest komen
D
Wetten waarmee het leven van rijke mensen in de 19e eeuw beter zou moeten worden.
Slide 29 - Quizvraag
Wat was geen sociale wet?
A
kinderwetje
B
achturige werkdag
C
leerplicht
D
algemeen kiesrecht
Slide 30 - Quizvraag
1. Leg uit, en verwijs naar de bron, wat volgens jou de mening van de tekenaar is over de behandeling van fabrieksarbeiders 2. Heeft een socialist of een liberaal deze spotprent gemaakt?
Slide 31 - Open vraag
Oefenen
Iedereen maakt de oefentoets. (zie studiewijzer)
Check de leerdoelenlijst in de studiewijzer staat.
Keuze:
Woordweb, samenvatting, woordkaartjes of kies een manier dat bij jouw manier van leren past.
Oefenen in je boek met de Examentraining. Begint bij blz. 76
Je mag rustig samenwerken of oordopjes in doen.
timer
15:00
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Video
Waarom wordt de Engelse adel niet vervolgd en de Franse wel?
Slide 34 - Open vraag
Slide 35 - Tekstslide
Welke manieren waren er om handarbeid (spierkracht) te vervangen?
Slide 36 - Woordweb
Beschrijf het leven in de fabriek voor de arbeiders.
Slide 37 - Open vraag
Slide 38 - Video
In wat verenigen de mensen zich tegen de slechte omstandigheden?
Slide 39 - Woordweb
Socialist vs liberaal
socialist
liberaal
Iedereen moet kunnen doen wat hij wil.
Niet iedereen kan doen wat hij wil, want armen hebben minder mogelijkheden.
De overheid moet zorgen dat arme mensen een een beter leven krijgen.
Politiek is een zaak voor hoog opgeleiden.
Slide 40 - Sleepvraag
Liberalen
Socialisten
Weinig overheid
Overheid moet opkomen voor de arbeiders
Individuele vrijheid
Oplossen sociale kwestie
De groep boven de persoon
Slide 41 - Sleepvraag
Slide 42 - Video
Slide 43 - Video
Afsluiten
1. Hoe waren de werkomstandigheden tijdens de Industriële Revolutie?
2. Hoe waren de leefomstandigheden in de Industriële Revolutie? Gebruik in je antwoord het woord "urbanisatie".
timer
6:00
Slide 44 - Tekstslide
Het leven van de arbeiders
In 1992 kwam de Belgische film Daens uit. Over een pastoor die zich het lot van de arbeiders aantrekt in het Belgische Aalst.
Bekijk het fragment.
Slide 45 - Tekstslide
Slide 46 - Video
Welke slechte omstandigheden van de arbeiders zag je in het fragment?
Slide 47 - Woordweb
Het lot van de armen
In 1838 schreef Charles Dickens het boek: Oliver Twist. Hij liet daarmee duidelijk zien hoe het eraan toe ging voor de laagste klasse uit de samenleving. Dat deed hij in meer van zijn boeken. Zo kwam er in de hogere klassen aandacht voor de uitzichtloze situatie van de arbeiders en kinderen.
Het boek Oliver Twist is meerdere malen verfilmd. Je bekijkt nu de beroemdste scene uit het boek.
Slide 48 - Tekstslide
Slide 49 - Video
Welk beeld schetst de schijver/filmmaker met deze scene?
Slide 50 - Open vraag
Armoede vroeger en nu
In de vorige dia kon je zien hoe een huishouden in de 19e eeuw gemiddeld zijn geld uit kon geven.
In Nederland is er vandaag de dag nog steeds armoede.
Bekijk het laatste filmpje.
Slide 51 - Tekstslide
Slide 52 - Video
In hoeverre zijn er verschillen en overeenkomsten tussen de armoede in de 19e eeuw en nu?
Slide 53 - Open vraag
Waarom blijven mensen in de fabrieken werken ondanks de slechte omstandigheden?
A
Ze worden vanuit het geloof gedwongen
B
Ze hebben het inkomen nodig om te leven
C
Ze gaan zich anders vervelen
D
Ze kunnen niet meer op het platteland werken
Slide 54 - Quizvraag
Geef 3 voorbeelden van de slechte werkomstandigheden van fabrieksarbeiders.
Slide 55 - Open vraag
Geef 3 voorbeelden van de slechte leefomstandigheden van fabrieksarbeiders.