H1P2

H1P2
Kernbegrippen bij maatschappijleer
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H1P2
Kernbegrippen bij maatschappijleer

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je bij maatschappijleer?

Slide 2 - Open vraag

Je kunt samenleven in klein verband, in groter verband of in het groot.
Wat bedoelen we met samenleven in klein verband?

Slide 3 - Open vraag

Je kunt samenleven in klein verband, in groter verband of in het groot.
Wat bedoelen we met samenleven in groter verband?

Slide 4 - Open vraag

Je kunt samenleven in klein verband, in groter verband of in het groot.
Wat bedoelen we met samenleven in het groot?

Slide 5 - Open vraag

Wat is burgerschap?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een gedragsregel en een wet?

Slide 7 - Open vraag

Kernbegrippen

Slide 8 - Tekstslide

Het vak maatschappijleer gebruikt kernbegrippen om de verschillen in de samenleving te begrijpen.

Slide 9 - Tekstslide

Het vak maatschappijleer gebruikt kernbegrippen om de verschillen in de samenleving te begrijpen.

Het gaat om:
• Waarden en normen
• Belangen
• Macht
• Sociale ongelijkheid


Slide 10 - Tekstslide

Waarden en normen

Slide 11 - Tekstslide

Wat was er eerst?
De norm (regel) of de waarde (wat mensen belangrijk vinden?
A
Eerst was er de waarde.
B
Eerst was er de norm.

Slide 12 - Quizvraag

Waarden zijn principes die je belangrijk vindt in het leven.



Slide 13 - Tekstslide

Waarden zijn principes die je belangrijk vindt in het leven.

Voorbeelden van waarden zijn: eerlijkheid en vriendschap.

Slide 14 - Tekstslide

Uit waarden volgen altijd bepaalde normen.



Slide 15 - Tekstslide

Uit waarden volgen altijd bepaalde normen.

Normen zijn regels over hoe jij en anderen zich moeten gedragen.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden
Waarde: Vriendschap
Norm: Een echte vriend laat je niet in de steek.

Waarde: Respect
Norm: Niet pesten

Waarde: geen milieuvervuiling
Norm: Gooi geen rotzooi op straat


Hoef je niet te schrijven!

Slide 17 - Tekstslide

Sommige normen zijn opgenomen in wetten.





Slide 18 - Tekstslide

Sommige normen zijn opgenomen in wetten.

Bijvoorbeeld: je mag je telefoon niet gebruiken
tijdens het fietsen. (160 euro!)





Slide 19 - Tekstslide

Vind je het goed dat je je telefoon niet meer mag gebruiken op je fiets?
JA
Nee

Slide 20 - Poll

Wie gebruikt zijn telefoon wel eens op de fiets?
Ja
Nee

Slide 21 - Poll

Sommige normen zijn opgenomen in wetten.

Bijvoorbeeld: je mag je telefoon niet gebruiken
tijdens het fietsen. (160 euro!)

Andere normen zijn ongeschreven regels.





Slide 22 - Tekstslide

Sommige normen zijn opgenomen in wetten.

Bijvoorbeeld: je mag je telefoon niet gebruiken
tijdens het fietsen. (160 euro!)

Andere normen zijn ongeschreven regels.

Bijvoorbeeld: je laat geen boer tijdens het eten.



Slide 23 - Tekstslide

Bij wie thuis mag je thuis, tijdens het eten, een boer laten?
Wel
Niet

Slide 24 - Poll

In de Nederlandse samenleving staan drie basiswaarden centraal:



Slide 25 - Tekstslide

In de Nederlandse samenleving staan drie basiswaarden centraal:

Vrijheid
 Je mag je mening geven, je mag de opleiding volgen die je wilt.



Slide 26 - Tekstslide

In de Nederlandse samenleving staan drie basiswaarden centraal:

Vrijheid
 Je mag je mening geven, je mag de opleiding volgen die je wilt.

• Gelijkwaardigheid
 Alle inwoners van Nederland hebben dezelfde rechten.



Slide 27 - Tekstslide

In de Nederlandse samenleving staan drie basiswaarden centraal:

Vrijheid
 Je mag je mening geven, je mag de opleiding volgen die je wilt.

• Gelijkwaardigheid
 Alle inwoners van Nederland hebben dezelfde rechten.

Solidariteit
 We houden rekening met elkaar en helpen elkaar als het nodig is.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een gedragsregel en een wet?

Slide 30 - Open vraag

Wat zijn waarden?

Slide 31 - Open vraag

Wat zijn normen?

Slide 32 - Open vraag

Niet alle normen zijn vastgelegd in wetten. Noem een voorbeeld van een vorm die niet vastgelegd is in een wet.

Slide 33 - Open vraag

Welke 3 basiswaarden staan centraal in de Nederlandse samenleving?

Slide 34 - Open vraag

Belangen

Slide 35 - Tekstslide

Belangen
Een belang is het voordeel dat je ergens bij hebt.
Voorbeeld: Jouw belang is bijvoorbeeld een lesrooster zonder tussenuren, want dan ben je eerder uit.

Slide 36 - Tekstslide

Soms is er sprake van een belangentegenstelling: het belang van de één botst met het belang van de ander.
Bijvoorbeeld: de één wil graag goedkoop vliegen, de ander wil vliegen juist duurder maken omdat het milieuvervuilend is.

Slide 37 - Tekstslide

Probeer zelf een ander voorbeeld te noemen van een belangentegenstelling.

Slide 38 - Open vraag

Macht

Slide 39 - Tekstslide

Macht
Macht is de mogelijkheid om het gedrag van anderen te
beïnvloeden.

Slide 40 - Tekstslide

Macht
Macht is de mogelijkheid om het gedrag van anderen te
beïnvloeden.
Voorbeeld: Je ouders hebben macht over jou: ze kunnen je verbieden om met vrienden op vakantie te gaan.
Ook de overheid heeft macht: zij maakt wetten met regels waar jijje aan moet houden.


Slide 41 - Tekstslide

De belangrijkste machtsmiddelen 

Slide 42 - Tekstslide

Om macht te kunnen uitoefenen, heb je machtsmiddelen nodig:
middelen waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden.


Slide 43 - Tekstslide

Om macht te kunnen uitoefenen, heb je machtsmiddelen nodig:
middelen waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden.
De belangrijkste machtsmiddelen zijn:
• functie of beroep
• kennis en vaardigheden
• aanzien of status
• overtuigingskracht

Slide 44 - Tekstslide

Hoe kom je aan deze machtsmiddelen?
(Functie of beroep, kennis en vaardigheden, aanzien of status, overtuigingskracht.)

Slide 45 - Open vraag

Er zijn nog meer machtsmiddelen, zoals:
• veel geld
• het aantal mensen dat gezamenlijk iets wil
• toegang tot de media
• toegang tot invloedrijke personen of politici
• het gebruik van geweld

Extreem-rechtse betogers

Slide 46 - Tekstslide

Een leraar heeft een machtsmiddel.
Probeer uit te leggen op welke manier een leraar macht heeft.

Slide 47 - Open vraag


Ik (meneer Waber) hou niet van extreemrechts. Op welke manier probeer ik je met deze foto te beïnvloeden?

Slide 48 - Open vraag

Sociale ongelijkheid

Slide 49 - Tekstslide

Sociale ongelijkheid

Sociale ongelijkheid betekent dat niet iedereen dezelfde kansen heeft in de samenleving.

Slide 50 - Tekstslide

Sociale ongelijkheid

Sociale ongelijkheid betekent dat niet iedereen dezelfde kansen heeft in de samenleving.
Dit zie je bijvoorbeeld aan:
-discriminatie op de arbeidsmarkt
-de inkomensverschillen tussen een bankdirecteur en een
 schoonmaker


Slide 51 - Tekstslide

Wat vind jij?
Vraag: Moet er een maximumsalaris worden ingesteld om
sociale ongelijkheid tegen te gaan?

Ja
Nee

Slide 52 - Poll

Wat moet je kennen en kunnen?
• Je kunt uitleggen wat waarden en normen zijn en hiervan
  voorbeelden geven.
• Je kunt de basiswaarden van de Nederlandse maatschappij
 benoemen.
• Je kunt de begrippen belang, belangentegenstelling, macht,
 machtsmiddelen en sociale ongelijkheid uitleggen.

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide