lesweek 3 nt2 en Tos

Hebben tweetalige kinderen een taalachterstand?
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Hebben tweetalige kinderen een taalachterstand?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat weet je nu over tweetalige kinderen dat je eerst niet wist?

Slide 3 - Open vraag

Problemen voor NT2- leerlingen in het basisonderwijs
oa profielboek hfst. 9
De problemen die leerlingen kunnen ervaren zijn:
- Context is cultureel bepaald. Situatie of verhaal tijdens de les is niet herkenbaar voor leerlingen.

- Taalvaardigheid is gebonden aan de leersituatie. Moeite met verbinden van schoolkennis en hun leven. Weten niet wat zij aan de kennis hebben.

- Beperkte woordenschat. Lessen waar specifieke termen woorden gebruikt, pikken leerlingen niet zo snel de leerstof op.

Slide 4 - Tekstslide

Bespreek met elkaar:
1. Welke anderstalige leerlingen heb je in de klas?

2. Waar hebben zij moeite mee?

3. Hoe wordt daar op jouw stage rekening mee gehouden?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat kun je vertellen over de opbouw van deze les?

Slide 7 - Open vraag

Taalontwikkeling per leeftijd (basisboek hfst. 3)
Voortalige fase 0-1 jaar
3 maanden :brabbelen
6 maanden: echolalie/sociaal brabbelen
9 maanden: actief nadoen van klanken en woorden
1 jaar: éénwoordzin



Slide 8 - Tekstslide

Taalontwikkeling per leeftijd
Vroegtalige fase 1-2 jaar
- Woorden krijgen betekenis (semantisch aspect)
- Begrijpt zo'n 200 woorden
- Woorden hebben betrekking op personen, voorwerpen, dieren, handelingen
- Tweewoordenzinnen

Slide 9 - Tekstslide

Taalontwikkeling per leeftijd
Differentiatiefase 2-5 jaar
- Leert dat zinnen uit meerdere woorden bestaan (syntactisch aspect)
- Driewoordenzinnen met voorzetsels
- Kan simpele emoties benoemen

Slide 10 - Tekstslide

Taalontwikkeling per leeftijd
Fase van voltooiing : vanaf 5 jaar
- Ontdekt geschreven taal
- Gaat letters tekenen
- Leren lezen
- Automatiseren van letters
- Moeite met lezen als gesproken taal nog niet op niveau is

Slide 11 - Tekstslide

Weet je nog?
Fonologisch aspect van taal heeft te maken met........
A
klankontwikkeling
B
communicatieve ontwikkeling
C
betekenis van woorden
D
zinsopbouw

Slide 12 - Quizvraag

Weet je nog?
Pragmatisch aspect van taal heeft te maken met........
A
klankontwikkeling
B
communicatieve ontwikkeling
C
betekenis van woorden
D
grammatica en zinsopbouw

Slide 13 - Quizvraag

Weet je nog?
Syntactisch aspect van taal heeft te maken met........
A
klankontwikkeling
B
communicatieve ontwikkeling
C
betekenis van woorden
D
grammatica en zinsopbouw

Slide 14 - Quizvraag

Kind: Dat is papegaai, Krintus. Volwassene: Krintus?Kind: Nee, Krintus!Volwassene: O, bedoel je Quintus?Kind: Ja. Krintus.

Dit is een voorbeeld van.....
A
fonologisch aspect
B
syntactisch aspect

Slide 15 - Quizvraag

Lotte: “Vanochtend was ik nog klein, toen kon ik nog niet praten”. Door Lotte werd ‘vanochtend’ dus gebruikt voor alles wat in het verleden gebeurd is.

Dit is een voorbeeld wat hoort bij....
A
pragmatisch aspect
B
semantisch aspect

Slide 16 - Quizvraag

Taalachterstand vs taalstoornis
Wat is het verschil?

Slide 17 - Open vraag

Taalontwikkelingsstoornis (TOS)
  • Problemen met het uiten en verwerken van taal
  • Normaal iq
  • 7% van de kinderen in de leeftijd van 5 jaar (ongeveer 2 kinderen in een klas)
  • 1 op de 20 kinderen (vaker dan dyslexie)
  • Jongens vaker dan meisjes
  • TOS kan verminderen maar gaat niet over.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Kinderen met tos:
  • horen goed;
  • leren hun moedertaal langzaam en moeizaam;
  • kunnen klanken en woorden moeilijk onthouden;
  • hebben moeite met de grammatica;
  • vinden omgaan met emoties lastig;
  • hebben moeite met plannen.   bron:kentalis.nl

Slide 20 - Tekstslide

Wat kun je doen in de klas?

Slide 21 - Open vraag

Dit kun je doen in de klas:
  • Veel vertrouwen  tonen in het kind.
  • Geduld te hebben als het kind iets wil uitleggen aan je.
  • Taalfouten ‘ongemerkt’ te verbeteren, door het zelf goed te herhalen.
  • Geen onverwachte beurt te geven.
  • Woorden uit te leggen, liefst met veel visuele ondersteuning (plaatjes, uitbeelden).
  • Het kind te helpen met organiseren: wat heb je bij deze les nodig?
  • Door jouw handelen te verwoorden. ‘Modelen’ helpt kinderen hun denkproces te structureren.    bron: gedragsproblemenindeklas.nl

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video