lesweek 3 nt2 en Tos

Meertaligheid
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Meertaligheid

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat weet je nu over tweetalige kinderen dat je eerst niet wist?

Slide 3 - Open vraag

Problemen voor NT2- leerlingen in het basisonderwijs
oa profielboek hfst. 9
De problemen die leerlingen kunnen ervaren zijn:
- Context is cultureel bepaald. Situatie of verhaal tijdens de les is niet herkenbaar voor leerlingen.

- Taalvaardigheid is gebonden aan de leersituatie. Moeite met verbinden van schoolkennis en hun leven. Weten niet wat zij aan de kennis hebben.

- Beperkte woordenschat. Lessen waar specifieke termen woorden gebruikt, pikken leerlingen niet zo snel de leerstof op.

Slide 4 - Tekstslide

Bespreek met elkaar:
1. Welke anderstalige leerlingen heb je in de groep/klas?

2. Waar hebben zij moeite mee?

3. Hoe wordt daar op jouw stage rekening mee gehouden?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat kun je vertellen over de opbouw van deze les?

Slide 7 - Open vraag

Weet je nog?
Fonologisch aspect van taal heeft te maken met........
A
klankontwikkeling
B
communicatieve ontwikkeling
C
betekenis van woorden
D
zinsopbouw

Slide 8 - Quizvraag

Weet je nog?
Pragmatisch aspect van taal heeft te maken met........
A
klankontwikkeling
B
communicatieve ontwikkeling
C
betekenis van woorden
D
grammatica en zinsopbouw

Slide 9 - Quizvraag

Weet je nog?
Syntactisch aspect van taal heeft te maken met........
A
klankontwikkeling
B
communicatieve ontwikkeling
C
betekenis van woorden
D
grammatica en zinsopbouw

Slide 10 - Quizvraag

Kind: Dat is papegaai, Krintus. Volwassene: Krintus? Kind: Nee, Krintus! Volwassene: O, bedoel je Quintus? Kind: Ja. Krintus.

Dit is een voorbeeld van.....
A
fonologisch aspect
B
syntactisch aspect

Slide 11 - Quizvraag

Lotte: “Vanochtend was ik nog klein, toen kon ik nog niet praten”. Door Lotte werd ‘vanochtend’ dus gebruikt voor alles wat in het verleden gebeurd is.

Dit is een voorbeeld wat hoort bij....
A
pragmatisch aspect
B
semantisch aspect

Slide 12 - Quizvraag

Taalachterstand vs taalstoornis
Wat is het verschil?

Slide 13 - Open vraag

Taalontwikkelingsstoornis (TOS)
  • Problemen met het uiten en verwerken van taal
  • Normaal iq
  • 7% van de kinderen in de leeftijd van 5 jaar (ongeveer 2 kinderen in een klas)
  • 1 op de 20 kinderen (vaker dan dyslexie)
  • Jongens vaker dan meisjes
  • TOS kan verminderen maar gaat niet over.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Kinderen met tos:
  • horen goed;
  • leren hun moedertaal langzaam en moeizaam;
  • kunnen klanken en woorden moeilijk onthouden;
  • hebben moeite met de grammatica;
  • vinden omgaan met emoties lastig;
  • hebben moeite met plannen.   bron:kentalis.nl

Slide 16 - Tekstslide

Wat kun je doen in de klas?

Slide 17 - Open vraag

Dit kun je doen in de klas:
  • Veel vertrouwen  tonen in het kind.
  • Geduld te hebben als het kind iets wil uitleggen aan je.
  • Taalfouten ‘ongemerkt’ te verbeteren, door het zelf goed te herhalen.
  • Geen onverwachte beurt te geven.
  • Woorden uit te leggen, liefst met veel visuele ondersteuning (plaatjes, uitbeelden).
  • Het kind te helpen met organiseren: wat heb je bij deze les nodig?
  • Door jouw handelen te verwoorden. ‘Modelen’ helpt kinderen hun denkproces te structureren.    bron: gedragsproblemenindeklas.nl

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video