Bbp - inleiding

Bbp - inleiding
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieSecundair onderwijs

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Bbp - inleiding

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een indexcijfer?

Slide 2 - Open vraag

Wat is het bruto binnenlands product (bbp)?
A
De totale waarde van geïmporteerde goederen in een land.
B
De totale waarde van alle goederen en diensten die binnen een land in één jaar worden geproduceerd.
C
Het verschil tussen inkomsten en uitgaven van de overheid.
D
De marktwaarde van alle grondstoffen die een land bezit.

Slide 3 - Quizvraag

Welke productiefactor hoort NIET bij de berekening van de toegevoegde waarde?
A
arbeid
B
kapitaal
C
winst
D
ondernemerschap

Slide 4 - Quizvraag

Waarom is het bbp belangrijk voor beleidsmakers?
A
Het geeft inzicht in de consumptiegewoonten van mensen.
B
Het biedt een manier om de omvang van de economie te meten en te sturen.
C
Het toont de schuld van een land aan internationale banken.
D
Het voorspelt toekomstige bevolkingsgroei.

Slide 5 - Quizvraag

Hoe bereken je de bruto toegevoegde waarde van een onderneming?
A
Omzet – intermediair gebruik
B
Omzet – vaste kosten
C
Omzet – afschrijvingen
D
Totale productie – kosten van arbeid

Slide 6 - Quizvraag

Wat gebeurt er met het bbp als de productie in een land daalt?
A
Het bbp stijgt.
B
Het bbp daalt.
C
Het bbp blijft hetzelfde.
D
Dit heeft geen invloed op het bbp.

Slide 7 - Quizvraag

Welke maatregel kan het bbp verhogen?
A
Verlaging van de loonkosten.
B
Verhoging van importtarieven.
C
Het verminderen van overheidsuitgaven.
D
Verlaging van de belasting voor consumenten.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is intermediair gebruik?
A
De waarde van goederen en diensten die worden geproduceerd voor export.
B
Aankopen van goederen en diensten bij derden die worden gebruikt in het productieproces.
C
De verkoopprijs van eindproducten aan consumenten.
D
Het verschil tussen de omzet en de winst van een onderneming.

Slide 9 - Quizvraag

Hoe wordt dubbele telling in het bbp voorkomen?
A
Door alleen de marktwaarde van eindproducten te tellen.
B
Door de waarde van grondstoffen apart te rapporteren.
C
Door alle productieprocessen afzonderlijk te meten.
D
Door belastingen van het bbp af te trekken.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen bruto en netto toegevoegde waarde?
A
Bruto toegevoegde waarde omvat alleen winsten, netto niet.
B
Er is geen verschil, beide zijn hetzelfde.
C
Netto toegevoegde waarde is inclusief subsidies, bruto niet.
D
Netto toegevoegde waarde trekt afschrijvingen af van de bruto toegevoegde waarde.

Slide 11 - Quizvraag

Welke uitspraak over de bedrijfskolom is correct?
A
Consumenten voegen waarde toe aan het eindproduct.
B
De bedrijfskolom is verantwoordelijk voor het berekenen van de nettowaarde van een product.
C
Alleen bedrijven in de bedrijfskolom voegen waarde toe aan het product.
D
Elke stap in de bedrijfskolom vermindert de totale waarde van het product.

Slide 12 - Quizvraag