j3ns1 - 4 jan 2020 - Energiegebruik en rendement

Hoe was je vakantie?
1 / 18
volgende
Slide 1: Open vraag
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoe was je vakantie?

Slide 1 - Open vraag

Programma en lesdoel
Programma
  • Herhaling
  • Energiegebruik en rendement
  • Opdrachten

Lesdoel
Aan het einde van de les kan je het energiegebruik berekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van elektriciteit?

Slide 3 - Open vraag

Wat kan je al
  • Capaciteit berekenen: C = I x t
  • Schakelschema's tekenen 
  • Weerstand bereken: R = U : I 
  • Vermogen bereken: P = U x I

Slide 4 - Tekstslide

Herhalingsopdrachten
Maak de opdrachten van 'herhaling elektriciteit 4 januari' in je schrift of in het document. 

Als de timer afloopt moet je het ingeleverd zijn in Classroom. 
timer
12:00

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken





Batterij/spanningsbron, weerstand, lampje en stroommeter
Bonus: stroommeter zit op de verkeerde plek

Slide 6 - Tekstslide

Nakijken
2. Hoelang kan een apparaat van 4A branden op een batterij met een capaciteit van 14Ah?
C = 14 Ah, I = 4 A, t = ?
C = I x t,     14 = 4 x t,      t = 14:4 = 3,5 uur

3. Als je een föhn in de laagste stand aansluit op 230 V is de stroomsterkte 5,6 A. Wat is het vermogen van de föhn?
U = 230 V, I = 5,6 A, P = ?
P = U x I = 230 x 5,6 = 1288 W

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken
4. Een tostiapparaat heeft een weerstand van 30 Ω. De spanning is 230 V. Hoe groot is de stroomsterkte door het tostiapparaat?
R = 30 Ω, U = 230 V, I = ?
R = U : I ,   30 = 230 : I
I = 230 : 30 = 7,7 A

5. In een serieschakeling zitten 3 weerstanden, 2 van 5 Ω en 1 van 10 Ω. Hoe groot is de totale weerstand?
R totaal = R1 + R2 + R3 = 5 + 5 + 10 = 20 Ω

Slide 8 - Tekstslide

Aantal goed
A
Alle 5
B
4-3
C
2-1
D
0

Slide 9 - Quizvraag

Energiegebruik
Hoe langer een apparaat aan staat, hoe meer energie het apparaat gebruikt. 

Een kilowattuurmeter (in de meterkast) houd het energiegebruik bij (eenheid is kWh)

Slide 10 - Tekstslide

Energiegebruik berekenen
Energiegebruik = vermogen x tijd
E = P x t


grootheid
symbool
eenheid
afkorting
Energiegebruik
E
kiloWattuur
kWh
Vermogen
P
kiloWatt
kW
tijd
t
uur
h

Slide 11 - Tekstslide

Een wasmachine met een vermogen van 1,3 kW staat 2 uur aan. Bereken het energiegebruik.

Slide 12 - Open vraag

Een buitenlamp van 75 W brand 8 uur lang. Wat is het energiegebruik.

Slide 13 - Open vraag

Energiegebruik
Let op: Vaak omrekenen van Watt naar kiloWatt ( delen door 1000)


Wordt gebruikt om energiekosten te berekenen. 1 kWh kost €0,22. 

Stel een apparaat heeft een energiegebruik van 1,3 kWh dan zijn de energiekosten 1,3 x 0,22 = €0,29

Slide 14 - Tekstslide

Een lamp verbruikt 0,8 kWh. Hoe groot zijn de energiekosten (1 kWh kost €0,22)

Slide 15 - Open vraag

Opdrachten
Maak: 15 t/m 21 (blz. 114 Werkboek)
Hulpmiddel: Tekstboek 74, 75 of stel je vraag via chat/microfoon

Tijd: Tot 9:23
timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

Voor het bakken van een appeltaart staat een elektrische oven met een vermogen van 2500 W 1,5 uur aan. Hoeveel elektrische energie is er nodig voor het bakken van een taart?

Slide 17 - Open vraag

Afsluiten
Lesdoel
Aan het einde van de les kan je het energiegebruik berekenen

Huiswerk (woe 6 januari voor 8 uur 's ochtends):
mk 15 t/m 21 (blz. 114 Werkboek) --> Foto inleveren op Classroom

Slide 18 - Tekstslide