§1.2 - Prikkels

deze les
1. je doet mee met deze les en sluit bij deze presentatie aan
2. je volgt deze les zelfstandig door hem apart in lessonup te openen (incl uitlegvideo's)
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

deze les
1. je doet mee met deze les en sluit bij deze presentatie aan
2. je volgt deze les zelfstandig door hem apart in lessonup te openen (incl uitlegvideo's)

Slide 1 - Tekstslide

hoe werkt deze les
1. zorg ervoor dat je voordat je start de paragrafen hebt gelezen
2. lees de leerdoelen en succescriteria
3. bekijk alle uitlegdia's en uitlegvideo's
4. controleer jezelf door de vragen en oefeningen tussendoor te doen
5. maak aan het einde de verwerkingopdrachten en controleer of je de leerdoelen hebt behaald (voldoe je aan de succescriteria)
6. nog niet behaald = terug naar de stof/ uitlegvideo's en/of zoek hulp

Slide 2 - Tekstslide

1.2 Leerdoelen


Ik kan


  • verschillende prikkels van elkaar onderscheiden. 
  • omschrijven wat het effect van de prikkels op het gedrag is. 

Slide 3 - Tekstslide

Succescriteria
  • Je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: respons, uitwendige prikkel, feromonen, geurspoor, geslachtshormonen, inwendige prikkels, zintuigen, sleutelprikkel, supernormale prikkel, motivatie, drempelwaarde, aangeboren, aangeleerd.

  • Je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen.

  • Je hebt de opdrachten van 1.2 gemaakt en nagekeken met voldoende resultaat.

Slide 4 - Tekstslide

Oorzaken van gedrag
Gedrag komt tot stand doordat organen (spieren, klieren) door impulsen vanuit het zenuwstelsel in actie komen. Het zenuwstelsel reageert op prikkels, van binnen en buiten het lichaam.

Uitwendig prikkels - geur, kleur, geluid etc
Inwendige prikkels - hormonen, hongergevoel etc


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

Sleutelprikkel

Sleutelprikkel = prikkel die altijd hetzelfde gedrag tot gevolg heeft.

Respons = reactie

Respons op sleutelprikkel is aangeboren.

Slide 8 - Tekstslide

Supernormale prikkel
Bepaalde sleutelprikkel (vaak de uitvergrote variant van de normale sleutelprikkel) die leidt tot een extra sterke respons.


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Wat zijn de supernormale prikkels op de foto?

Slide 12 - Open vraag

Wanneer een kip liever op een groot kalkei gaat zitten en haar eigen eieren koud laat worden, is het grote kalkei een...
A
prikkel
B
supernormale prikkel

Slide 13 - Quizvraag

Bij hommels vormt de geur van bloemen de ..... voor het bezoeken van de bloemen.
A
prikkel
B
supernormale prikkel

Slide 14 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Een signaal is een prikkel.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Op een sleutelprikkel volgt altijd hetzelfde gedrag, op een signaal niet.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Geur en smaak zijn voorbeelden van inwendige prikkels.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Verliefd voor je uitstaren is gedrag dat volgt op een inwendige prikkel.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Motivatie
= bereidheid tot het vertonen van bepaald gedrag.

Als de motivatie groot genoeg is (optelsom van prikkels) leidt dit tot een respons, dan is de drempelwaarde bereikt.

Uitzondering = sleutelprikkel (dan altijd een respons)




Slide 20 - Tekstslide

De volgende situaties kunnen een rol spelen bij eetgedrag.
I. een lege maag
II. een laag bloedsuikergehalte
III. een hongergevoel
IV. de geur van een taartje

In welke situatie is er sprake van een inwendige prikkel?
A
I en II
B
II, III en IV
C
II en III
D
I, II en III

Slide 21 - Quizvraag

De volgende situaties kunnen een rol spelen bij eetgedrag.
I. een lege maag
II. een laag bloedsuikergehalte
III. een hongergevoel
IV. de geur van een taartje

Welke prikkels dragen er aan bij de drempel voor eetgedrag te bereiken?
A
allemaal
B
II, III en IV
C
I, III en IV
D
I, II en III

Slide 22 - Quizvraag

Aangeboren of aangeleerd?
Aangeboren = gedrag dat een dier vertoont zonder dat het dit heeft kunnen leren van een ouder/ ander dier.

voorbeeld: drinken bij de moeder
Aangeboren gedrag kun je niet afleren.

Aangeleerd = gedrag dat je bijleert gedurende je leven. 

Aangeleerd gedrag kan gedrag veranderen maar aangeboren gedrag zal nooit verdwijnen.

Gedrag is een combinatie van beiden (zowel aangeboren als aangeleerd).

Slide 23 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van aangeboren gedrag bij mensen.

Slide 24 - Open vraag

Vergelijkend onderzoek
Als je gedrag van vader en zoon vergelijkt weet je niet of overeenkomsten komen door erfelijkheid komt of doordat de zoon de vader nadoet (leergedrag).

Het meest geschikt zijn ééneiige tweelingen die gescheiden zijn opgegroeid. Zij hebben exact dezelfde ergelijke eigenschappen maar een verschillend milieu. 

Hieronder het verhaal van Erik en Peter, een ééneiige tweeling uit Nederland die gescheiden is opgegroeid.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Tekstslide

In de tekst wordt onderscheid gemaakt tussen het zingen van traditionele liedjes en liedjes die kanaries niet van nature zingen.

Leg met behulp van informatie uit de tekst uit of het zingen van het traditionele kanarielied aangeboren of aangeleerd is.

Slide 28 - Open vraag

aan de slag
1. Maak een begrippenlijst van 1.2
2. Maken en nakijken opdrachten 1.2
3. Lees 1.3 voor de volgende les

Controleer of je alle leerdoelen beheerst/ aan alle succescriteria voldoet. Zo niet: opnieuw door de stof/ opdrachten maken/ hulp vragen. 

Slide 29 - Tekstslide