4V Economie par. 5.2

5.1c
A
Juist, de klant heeft geen voorkeur tussen de producten
B
Onjuist, de klant heeft geen voorkeur tussen de producten
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.1c
A
Juist, de klant heeft geen voorkeur tussen de producten
B
Onjuist, de klant heeft geen voorkeur tussen de producten

Slide 1 - Quizvraag

Opgave 5.2
Orden de 5 markten naar mate van concurrentie ( dus bijv. cdeab ). Begin bij de minste concurrentie

Slide 2 - Open vraag

Soorten monopolies
- Wettelijk ( bijv. octrooi, patent, copyright )

- Natuurlijk ( bijv. benodigde mega investering )

- Collectief: kartelvorming is illegaal

Slide 3 - Tekstslide

Monopolie
Welke prijsafzetlijn vind je het
beste passen bij een 
monopolie?

Slide 4 - Tekstslide

Monopolie
Welke prijsafzetlijn vind je het
beste passen bij een 
monopolie?

blauw: een prijsverandering 
zorgt voor een kleine
verandering van de vraag

Slide 5 - Tekstslide

Monopolist
Hoe hoger de prijs, 
hoe lager de afzet

Bereken de TO

Wat valt je op?

Slide 6 - Tekstslide

Monopolie
Bij vvm p = GO = MO
want de marktprijs geldt voor iedere aanbieder

Bij monopolie p = GO ≠ MO
want monopolist is prijszetter

Slide 7 - Tekstslide

Monopolist
Hoe groot is de MO als de monopolist de productie uitbreidt van 2 naar 3?

Hoe groot is de MO als de monopolist de productie uitbreidt van 4 naar 5?

Slide 8 - Tekstslide

Monopolie ( TO = p x q )
De MO kan dus zelfs negatief zijn bij uitbreiding productie
TOoud = 4 x 4 = 16, TOnieuw = 3 x 5 = 15

Bij uitbreiding van de productie neemt de MO niet toe met de huidige marktprijs
TOoud = 6 x 2 = 12, TOnieuw 5 x 3 = 15
( oude prijs is € 6,-, 1 product extra levert maar € 3,- extra op )

Slide 9 - Tekstslide

Monopolisten: prijszetters
Producenten die op een marktvorm van onvolkomen concurrentie aanbieden, zijn prijszetters. D.w.z. dat ze zelf hun prijs kunnen bepalen. Ze moeten hierbij wel rekening houden met het feit dat wanneer ze de prijs verhogen, de vraag daalt. 
De prijsafzetlijn wordt dan gegeven door de vraaglijn. 

Slide 10 - Tekstslide

MO-lijn bij prijszetters
De MO-lijn verloopt ook dalend; als de producent meer wil verkopen, moet de prijs omlaag. 

Omdat voor elk product dat de monopolist dan aanbiedt de prijs omlaag gaat, daalt de MO-lijn sneller dan de GO-lijn.
Precies 2x zo snel. De MO-lijn snijdt de q-as dus precies op de helft waar de p=GO-lijn de q-as snijdt

Slide 11 - Tekstslide

De maximale omzet wordt bereikt in het punt waar MO=0

Slide 12 - Tekstslide

Maximale omzet
De omzet is maximaal wanneer MO = 0.
Als MO namelijk positief is, zal TO toenemen als de afzet stijgt. 
Op een gegeven moment neemt TO echter af als de afzet stijgt, omdat vraag inelastisch wordt: de procentuele
stijging van de vraag (afzet) is kleiner dan de procentuele daling van de prijs. 

Slide 13 - Tekstslide

Maximale winst
Breakevenpoint
Maximale omzet
GO = GTK
MO = 0
MO = MK

Slide 14 - Sleepvraag

Maximale winst in grafiek
De winst van een prijszetter 
bepaal je op dezelfde manier 
als van een hoeveelheids-
aanpasser: 
Stap 1: bepaal q waarbij er 
maximale winst is: MO=MK.
Stap 2: bij die q: (GO - GTK) x q

Slide 15 - Tekstslide

Maximale winst in grafiek
De winst van een prijszetter 
bepaal je op dezelfde manier 
als van een hoeveelheids-
aanpasser: 
Stap1: bepaal q waarbij er 
maximale winst is: MO=MK.
Stap2: bij die q: (GO - GTK) x q

Slide 16 - Tekstslide

Grafiek blz. 149
Hoeveel producten biedt de monopolist aan als hij streeft naar maximale winst?
A
3 miljoen
B
4 miljoen
C
6 miljoen
D
8 miljoen

Slide 17 - Quizvraag

Grafiek blz. 149
Welke prijs vraagt de monopolist aan als hij streeft naar maximale winst?
A
€ 20
B
€ 40
C
€ 50
D
€ 80

Slide 18 - Quizvraag

Grafiek blz. 149
Hoeveel producten biedt de monopolist aan als hij streeft naar maximale omzet?
A
3 miljoen
B
4 miljoen
C
6 miljoen
D
8 miljoen

Slide 19 - Quizvraag

Grafiek blz. 149
Welke prijs vraagt de monopolist aan als hij streeft naar maximale omzet?
A
€ 20
B
€ 40
C
€ 50
D
€ 80

Slide 20 - Quizvraag

Hw.
Opgaven 5.7 en 5.8

Slide 21 - Tekstslide