HS 1, grammatica, bk2b, 29-10-2020

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je leesboek, boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je leesboek, boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Lezen in leesboek
  • Wat weet je nog?
  • Samen oefenen
  • Zelfstandig werken
  • Pauze
  • Boy7 lezen
  • ...



Slide 2 - Tekstslide

Lezen
10 minuten lezen in een meegebracht leesboek
timer
7:00

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica
  • Twee soorten:

Zinsdelen
Woordsoorten

Wat hoort bij wat?


Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat? Opdr. 16 (blz. 220), Opdr. 6 en 7 (blz. 267)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier een kwartier de tijd voor
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Ga dan lezen in je leesboek. 

timer
15:00

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
Ieder woord kan je indelen in een bepaalde categorie. Waarschijnlijk heb je op de basisschool hier ook al het één en ander over geleerd. 

Bijvoorbeeld de zin: De groenteboer geeft het meisje een appel.

Als je deze zin in zinsdelen verdeelt wordt het:



Slide 6 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
De groenteboer | geeft | het meisje | een appel.

'geeft' kunnen we gelijk scharen onder de categorie werkwoorden

Maar wat is de woordsoort van andere woorden? De, groenteboer, het, meisje, een, appel?




Slide 7 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
De groenteboer | geeft | het meisje | een appel.

de, het, een                     lidwoorden
groenteboer, meisje, appel                 zelfstandige naamwoorden






Slide 8 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
Zelfstandige naamwoorden                mensen, dieren, planten of dingen. Vaak kun je er een lidwoord voorzetten. Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een meervoud of een verkleinwoord maken. (PLADIMEDINA

LET OP: eigennamen zijn ook zelfstandige naamwoorden! Bijvoorbeeld: Heerhugowaard, Efteling, Laura of Japan. 






Slide 9 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
De aardige groenteboer geeft het jonge meisje een lekkere appel.

Aan deze zin zijn woorden toegevoegd. Wat zijn dit voor soort woorden?
  • Bijvoegelijke naamwoorden                 zeggen iets over een zelfstandig naamwoord. 
  • Je voegt dan als het ware eigenschappen of kenmerken van een zelfstandig naamwoord toe. 

Slide 10 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
Voorzetsels                 zijn woorden die vaak een plaats of tijd aangeven. Je kan het woord gebruiken bij 'de kast' 'het kooitje' of 'het feestje' . 

Voorbeelden zijn:
op, in, tijdens, tussen, buiten, naast







Slide 11 - Tekstslide

Even oefenen.
Noteer de pv, het wwg, ow en lv van de onderstaande zinnen. Soms zit een onderdeel er niet in. Dan zet je een streepje. 

1. Petra is gisteren haar tas vergeten. 
2. Die meneer heeft een rode auto gekocht.
3. Die meneer staat naast die rode auto geparkeerd. 
4. Vandaag moet Jacqueline een gedicht voordragen.
5. De rode auto heeft 's ochtends altijd problemen. 

timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Nog één onderdeel... het lijdend voorwerp.

Geeft antwoord op de vraag: Wie/Wat + wwg + ow?

Paul heeft gisteren een mooi kunstwerk gemaakt. 

Wat heeft Paul gemaakt?

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdracht 4 en 7 (blz. 214 en 216)  

Slide 14 - Tekstslide

Hoe werkt het?
1. Je gaat naar: create.kahoot.it
2. Don't have an account? Sign up
3. Kies student 
4. Geef als geboortedatum Jan-01-2000 op. Anders komt er een leeftijdsrestrictie op de Kahoot en kan je 'm niet delen. 
5. Bedenk een gebruikersnaam
6. Voer een e-mailadres en een wachtwoord in
7. SCHRIJF DIT E-MAILADRES EN WACHTWOORD ERGENS OP 

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht Kahoot
  • Je maakt minimaal 10 vragen
  • Er mogen maximaal 3 true/false vragen in zitten
  • Het gaat alleen over Nederlands grammatica HS 1 en 2
  • Doel? Door zelf vragen te verzinnen word je beter in Nederlands
  • En we kunnen hopelijk binnenkort jouw Kahoot spelen in de les :) 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Tekstsoort + tekstdoelen

Slide 18 - Tekstslide

Uit welke woorden bestaan de onderstaande samenstellingen?
grondstof
bureaustoel
toetsenbord
paperclip
waterflesje
meergranenkoekje
langetermijnplanning 

Slide 19 - Tekstslide

Pauze
timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

BOY7
Samen gaan we het boek BOY7 van Miriam Mous lezen. Nadat we het boek hebben gelezen ga je een verwerkingsopdracht maken bij het boek. 

Daarnaast krijg je een boektoets over het boek. Als je 70% van die vragen goed hebt, krijg je een bonuspunt voor je verwerkingsopdracht!

Slide 21 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
12.35 - 12.40 - Wat weet je nog?
12.40 - 12.55 - Opdracht 1 (blz. 13) bespreken
12.55 - 13.10 - Uitleg fictie en non-fictie
13.10 - 13.25 - Woordenschat, zelf aan de slag!
13.25 - 13.30 - Pauze
13.30 - 13.45 - Opdrachten woordenschat bespreken
13.45 - 13.50 - Uitleg synoniemen en antoniemen
13.50 - 14.00 - Zelf aan de slag**

Gaat het zelf aan de slag allemaal goed? Dan doen we aan het laatste kwartier van de les een spelletje. (wel over Nederlands, natuurlijk) 




Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 1 t/m 3 bespreken
Schrijf mee!

(blz. 29 en 30) 

Slide 23 - Tekstslide

Synoniem
Een synoniem is een ander woord dat hetzelfde betekent. 

Bijvoorbeeld:
explosie - ontploffing
levenslang - eeuwig
beroemd - bekend
gevangenis - ......
boos - ...... 

Slide 24 - Tekstslide

Antoniem
Een antoniem is een ander woord dat precies het tegenovergestelde betekent.

Bijvoorbeeld:
 licht - donker
moeilijk - makkelijk
dag - nacht 

Slide 25 - Tekstslide


1. Gezond
2. Hier
3. Hoog
4. Warm
5. Zwak
6. Dwerg
7. Netjes

1. 
2. 
3.
4.
5.
6.
7. 

Slide 26 - Tekstslide

Quizlet
We gaan zo een quizlet doen. Een quizlet is een soort online quiz. Het is dan de bedoeling dat je de antoniemen aan elkaar gaat koppelen. Het probleem is alleen dat de antwoorden niet alleen op je eigen telefoon staan, maar ook op die van je teamgenoten. Je moet dus samenwerken om te kunnen winnen. Het eerste rondje zal een soort oefenrondje zijn, daarna zijn jullie er vast beter in! 

Slide 27 - Tekstslide

Lesafsluiting
Deze les heb je geleerd wat synoniemen en antoniemen zijn.
Deze les hebben we het gehad over het verhaal 'Een vakantie van niks!'
Deze les heb je de betekenis van een aantal nieuwe woorden geleerd, geen zorgen deze gaan we nog vaak genoeg herhalen zodat je ze weet. 

De volgende les: maandag 1e uur, huiswerk: opdracht 4 en 5 af. (blz. 31 en 32) 


Slide 28 - Tekstslide