HS 1, spelling bk2b, Over Taal, 04-12-2020

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Boy7 voorlezen
  • Wat weet je nog?
  • Opdracht 4 (blz. 179) Als en Dan --> bespreken
  • Opdracht 7 samen maken
  • Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Als en dan
Wanneer gebruik je als en wanneer gebruik je dan?

Slide 3 - Tekstslide

Lezen in boy7
We lezen verder in Boy7, we zijn gebleven op blz. 130

Slide 4 - Tekstslide

Opdrachten bespreken
  • Opdracht 4 (blz. 179) 

Slide 5 - Tekstslide

Samen aan de slag!
  • Opdracht 7 blz. 180

Slide 6 - Tekstslide

Zelf aan de slag! 
Opdracht: Jullie gaan een verhaal schrijven met de woorden uit hoofdstuk 3 en 4. Je gaat dit verhaal echt schrijven, zodat je geen gebruik kan maken van hulpmiddelen op de computer. Het verhaal mag over van alles gaan. (let op: geen scheldwoorden of andere rare dingen mogen in je verhaal terugkomen, je krijgt dan een 1).

Er moeten minimaal 10 woorden in terugkomen uit de opdrachten van over taal hoofdstuk 3 en 4. Kijk hiervoor op blz. 125, 126, 127, 176. 

Let op: Je verhaal is minimaal 100 woorden. Bevat een titel en alinea's. De zinnen lopen goed en er worden geen spelfouten gemaakt. Je krijgt een cijfer voor deze opdracht. 

Slide 7 - Tekstslide

Spelling voltooid deelwoord 

Slide 8 - Tekstslide

Even oefenen
  1. Jacqueline heeft een meisje gekregen (krijgen). 
  2. Hij is gisteren toch maar thuis ... (blijven).
  3. Mijn vader ... (lopen) 10.000 stappen per dag.
  4. Vandaag ... (worden) mijn zusje 12 jaar!
  5. Ik heb gisteren een hele enge film ... (kijken).
  6. Lisa ... (hebben) de daders nog ... (zien

Slide 9 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
De groenteboer | geeft | het meisje | een appel.

'geeft' kunnen we gelijk scharen onder de categorie werkwoorden

Maar wat is de woordsoort van andere woorden? De, groenteboer, het, meisje, een, appel?




Slide 10 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
De groenteboer | geeft | het meisje | een appel.

de, het, een                     lidwoorden
groenteboer, meisje, appel                 zelfstandige naamwoorden






Slide 11 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
Zelfstandige naamwoorden                mensen, dieren, planten of dingen. Vaak kun je er een lidwoord voorzetten. Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een meervoud of een verkleinwoord maken. (PLADIMEDINA

LET OP: eigennamen zijn ook zelfstandige naamwoorden! Bijvoorbeeld: Heerhugowaard, Efteling, Laura of Japan. 






Slide 12 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
De aardige groenteboer geeft het jonge meisje een lekkere appel.

Aan deze zin zijn woorden toegevoegd. Wat zijn dit voor soort woorden?
  • Bijvoegelijke naamwoorden                 zeggen iets over een zelfstandig naamwoord. 
  • Je voegt dan als het ware eigenschappen of kenmerken van een zelfstandig naamwoord toe. 

Slide 13 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
Voorzetsels                 zijn woorden die vaak een plaats of tijd aangeven. Je kan het woord gebruiken bij 'de kast' 'het kooitje' of 'het feestje' . 

Voorbeelden zijn:
op, in, tijdens, tussen, buiten, naast







Slide 14 - Tekstslide

Even oefenen.
Noteer de pv, het wwg, ow en lv van de onderstaande zinnen. Soms zit een onderdeel er niet in. Dan zet je een streepje. 

1. Petra is gisteren haar tas vergeten. 
2. Die meneer heeft een rode auto gekocht.
3. Die meneer staat naast die rode auto geparkeerd. 
4. Vandaag moet Jacqueline een gedicht voordragen.
5. De rode auto heeft 's ochtends altijd problemen. 

timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Nog één onderdeel... het lijdend voorwerp.

Geeft antwoord op de vraag: Wie/Wat + wwg + ow?

Paul heeft gisteren een mooi kunstwerk gemaakt. 

Wat heeft Paul gemaakt?

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdracht 4 en 7 (blz. 214 en 216)  

Slide 17 - Tekstslide

Hoe werkt het?
1. Je gaat naar: create.kahoot.it
2. Don't have an account? Sign up
3. Kies student 
4. Geef als geboortedatum Jan-01-2000 op. Anders komt er een leeftijdsrestrictie op de Kahoot en kan je 'm niet delen. 
5. Bedenk een gebruikersnaam
6. Voer een e-mailadres en een wachtwoord in
7. SCHRIJF DIT E-MAILADRES EN WACHTWOORD ERGENS OP 

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht Kahoot
  • Je maakt minimaal 10 vragen
  • Er mogen maximaal 3 true/false vragen in zitten
  • Het gaat alleen over Nederlands grammatica HS 1 en 2
  • Doel? Door zelf vragen te verzinnen word je beter in Nederlands
  • En we kunnen hopelijk binnenkort jouw Kahoot spelen in de les :) 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Tekstsoort + tekstdoelen

Slide 21 - Tekstslide

Uit welke woorden bestaan de onderstaande samenstellingen?
grondstof
bureaustoel
toetsenbord
paperclip
waterflesje
meergranenkoekje
langetermijnplanning 

Slide 22 - Tekstslide

Pauze
timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

BOY7
Samen gaan we het boek BOY7 van Miriam Mous lezen. Nadat we het boek hebben gelezen ga je een verwerkingsopdracht maken bij het boek. 

Daarnaast krijg je een boektoets over het boek. Als je 70% van die vragen goed hebt, krijg je een bonuspunt voor je verwerkingsopdracht!

Slide 24 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
12.35 - 12.40 - Wat weet je nog?
12.40 - 12.55 - Opdracht 1 (blz. 13) bespreken
12.55 - 13.10 - Uitleg fictie en non-fictie
13.10 - 13.25 - Woordenschat, zelf aan de slag!
13.25 - 13.30 - Pauze
13.30 - 13.45 - Opdrachten woordenschat bespreken
13.45 - 13.50 - Uitleg synoniemen en antoniemen
13.50 - 14.00 - Zelf aan de slag**

Gaat het zelf aan de slag allemaal goed? Dan doen we aan het laatste kwartier van de les een spelletje. (wel over Nederlands, natuurlijk) 




Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 1 t/m 3 bespreken
Schrijf mee!

(blz. 29 en 30) 

Slide 26 - Tekstslide

Synoniem
Een synoniem is een ander woord dat hetzelfde betekent. 

Bijvoorbeeld:
explosie - ontploffing
levenslang - eeuwig
beroemd - bekend
gevangenis - ......
boos - ...... 

Slide 27 - Tekstslide

Antoniem
Een antoniem is een ander woord dat precies het tegenovergestelde betekent.

Bijvoorbeeld:
 licht - donker
moeilijk - makkelijk
dag - nacht 

Slide 28 - Tekstslide


1. Gezond
2. Hier
3. Hoog
4. Warm
5. Zwak
6. Dwerg
7. Netjes

1. 
2. 
3.
4.
5.
6.
7. 

Slide 29 - Tekstslide

Quizlet
We gaan zo een quizlet doen. Een quizlet is een soort online quiz. Het is dan de bedoeling dat je de antoniemen aan elkaar gaat koppelen. Het probleem is alleen dat de antwoorden niet alleen op je eigen telefoon staan, maar ook op die van je teamgenoten. Je moet dus samenwerken om te kunnen winnen. Het eerste rondje zal een soort oefenrondje zijn, daarna zijn jullie er vast beter in! 

Slide 30 - Tekstslide

Lesafsluiting
Deze les heb je geleerd wat synoniemen en antoniemen zijn.
Deze les hebben we het gehad over het verhaal 'Een vakantie van niks!'
Deze les heb je de betekenis van een aantal nieuwe woorden geleerd, geen zorgen deze gaan we nog vaak genoeg herhalen zodat je ze weet. 

De volgende les: maandag 1e uur, huiswerk: opdracht 4 en 5 af. (blz. 31 en 32) 


Slide 31 - Tekstslide