5 februari

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken Hulpboek blz. 36, opdr. 24, 25 en 26.
  • Vervolg H. 8. 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken Hulpboek blz. 36, opdr. 24, 25 en 26.
  • Vervolg H. 8. 

Slide 1 - Tekstslide

Vragen Grammatica?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 4 - Tekstslide

Argonauten


Taalboek blz. 44.
Hulpboek blz. 36.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 24
  • a + b Eigen verwerking. 
  • c Iason spreekt zijn vrienden / reisgenoten toe.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 25
  • a r. 22/23 εἰς τὴν Κολχικὴν γῆν. 
  • b r. 9 De expeditie is gevaarlijk (κίνδυνοι): de expeditie is gevaarlijk en iedereen zal een beetje angst kennen.
  • r.26-27: vele gevaren staan ons te wachten, maar de expeditie brengt ons ook eer.
  • c Iedereen, elk mens is wel een beetje bang voor monsters, maar een held loopt er niet voor weg maar gaat de strijd aan. Daarin is de held menselijk en tegelijk bovenmenselijk.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 26
  • Ὁ Ἰάσων
  • teamspeler ('hij is niet van plan het alleen te doen')
  • τοῦ στόλου ἡγεμών:  hij is de leider
  • Ὁ Ἄργος
  • hij heeft veel vakkennis/ vakman
  • ὁ ναυπηγός: hij bouwt het schip en kan bv. reparaties uitvoeren

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 26
  • οἱ ὑπόπτεροι Βορεάδαι
  • kunnen vliegen en willen hun dapperheid tonen
  • ὁι ὑπόπτεροι: zij kunnen bv. ‘luchtsteun’ geven en verkenningsvluchten houden
  • Ὁ Ὀρφεύς
  • kan goed muziek maken
  • ταῖς ᾠδαῖς θέλγει:  hij kan bv. de maat aangeven voor de roeiers en hen amuseren

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 26
  • ἡ Ἀταλάντη
  • kan goed boogschieten
  • τῷ τόξῳ ὑπερβαλλει: Zij kan vijanden verjagen met haar pijlen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Hulpboek blz. 108
Ergon 18 en 19.


Slide 12 - Tekstslide

Ergon 18
  • 1 τιμήν acc ev 1
  • 2 λιμήν nom ev 3
  • 3 ὀνόματα nom mv 3 acc mv
  • 4 πέτρα nom ev 1
  • 5 ἄνδρα acc ev 3
  • 6 κινδύνους acc mv 2
  • 7 δόλος nom ev 2
  • 8 γυναικός gen acc 3

Slide 13 - Tekstslide

Ergon 18
  • 9 Ἑλλάδι dat ev 3
  • 10 δένδροις dat mv 2
  • 11 θρόνον acc ev 2
  • 12 δόρασιν dat mv 3
  • 13 ἐσθῆτες nom mv 3
  • 14 ἀρετή nom ev 1
  • 15 ἡρώων gen mv 3
  • 16 χώρας gen ev 1 acc mv

Slide 14 - Tekstslide

Ergon 18
  • 17 θυγατέρας acc mv 3
  • 18 σοφίᾳ dat ev 1

Slide 15 - Tekstslide

Ergon 15
  • 4 Τίς ὑμῶν τὸ ἔργον ποιεῖ; (2e mv - gen)
  • Wie van jullie doet het werk?
  • 5 Τί οὐδεὶς ἐμέ θαυμάζει; (1e ev - acc)
  • Waarom bewondert niemand mij?
  • 6 Σὺν ἡμῖν ὁ ἥρως τὸν στόλον ποιεῖ. (1e mv - dat)
  • De held maakt de tocht samen met ons.

Slide 16 - Tekstslide

Ergon 19
  • 1 van verbuigingsgroep 1: σοφία τιμῆς
  • van verbuigingsgroep 2: ἀρετῆς φίλοις κίνδυνος
  • van verbuigingsgroep 3: ἥρως ὀνόματα
  • in de nominativus: ἥλιος ἐσθής  ἡγεμών
  • 5 in de genitivus: φωτός θρόνου τέχνης

Slide 17 - Tekstslide

Ergon 19
  • 6 in de dativus: φόβῳ κεφαλαῖς λιμένι ἥρωσιν
  • 7 in de accusativus: ἄνδρα σοφίαν κόρας
  • 8 in het enkelvoud: χώρᾳ δόρυ στόλῳ
  • 9 in het meervoud: δόρατα κίνδυνοι φίλους

Slide 18 - Tekstslide

Aan het werk.
  • We lezen taakboek blz. 45. 
  • Doe hulpboek blz. 36, opdracht 24. 

Slide 19 - Tekstslide

Aan het werk.
  • Leer Hulpboek blz. 156, 1 t/m 8.
  • Leer Hulpboek blz. 140 t/m 145.
  • Lees Hulpboek blz. 108
  • Maak Hulpboek blz. 109, Erga 18 en 19.

Dit is ook huiswerk. 

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht
  • Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
  • Benoem ieder woord in de zin.
  • Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
  • Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
  • Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)

Slide 21 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 22 - Open vraag

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 23 - Open vraag