30 januari

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken Hulpboek blz. 36, opdr. 22 en 23.
  • Bespreken Hulpboek blz. 107, Ergon 15. 
  • Vervolg H. 8. 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken Hulpboek blz. 36, opdr. 22 en 23.
  • Bespreken Hulpboek blz. 107, Ergon 15. 
  • Vervolg H. 8. 

Slide 1 - Tekstslide

Vragen Grammatica?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 4 - Tekstslide

Argonauten


Taalboek blz. 44.
Hulpboek blz. 36.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 22a
  • Talent: Iason is slim want hij verzamelt mannen om zich heen die ieder iets bij tedragen hebben aan zijn expeditie. Hij is dus niet zo arrogant dat hij denkt het alleen aan te kunnen.
  • Zwakte: misschien is zijn zwakte dat hij naïef is en de niet te vervullen opdracht toch aanneemt, maar dat kan ook tot arrogantie of overmoedigheid gerekend worden.
  • Angst: Iason zelf is niet angstaanjagend. 
  • Doel: Iasons doel is niet de wereld te verbeteren. Hij claimt de troon en neemteen uitdaging aan om dat doel te bereiken.
  • Iason voldoet dus niet aan alle typeringen van Carl Jung.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 22bc
  • b Eigen verwerking.
  • Bijvoorbeeld:
  • •Ja, want een echte held moet zowel iets aantrekkelijks hebben (betoverend zijn) maar moet ook ontzag inboezemen door bijvoorbeeld bijzonder sterk of agressief aanvallend tegenover monsters te zijn waardoor gewone mensen bang worden. De held Odysseus had ook iets innemends waardoor mensen / vrouwen / godinnen hem hielpen.
  • •Nee, om het op te nemen tegen het kwaad hoeft een held niet per se betoverend te zijn. Hij kan bewonderd worden alleen om zijn kracht, bijvoorbeeld Herakles.
  • c Eigen verwerking.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 23
  • a Iason, de leider van de expeditie is afgebeeld in wapenrusting met een rood pantser aan. Hij lijkt op een veldheer.
  • b Naast hem is Orpheus afgebeeld, herkenbaar aan zijn muziekinstrument.
  • c Als de hele rij mensen ingescheept wordt zijn het er tientallen, misschien wel 50.

Slide 8 - Tekstslide

Hulpboek blz. 104
Ergon 15.


Slide 9 - Tekstslide

Ergon 15
  • 1 Ἀθηνᾶ λέγει· «Πατὴρ ἐμοῦ ἐστιν ὁ Ζεύς.» (1e ev - gen)
  • Athena zegt: Zeus is vader van mij.
  • 2 Οἱ φίλοι αὐτοῖς βοηθοῦσιν. (3e mv -m-dat)
  • De vrienden helpen hen.
  • 3 Τὸ πλοῖον αὐτούν φέρει κατὰ θάλατταν εἰς τὴν Ἑλλάδα. (3e ev -m- acc)
  • Het schip brengt hem over de zee naar Griekenland.

Slide 10 - Tekstslide

Ergon 15
  • 4 Τίς ὑμῶν τὸ ἔργον ποιεῖ; (2e mv - gen)
  • Wie van jullie doet het werk?
  • 5 Τί οὐδεὶς ἐμέ θαυμάζει; (1e ev - acc)
  • Waarom bewondert niemand mij?
  • 6 Σὺν ἡμῖν ὁ ἥρως τὸν στόλον ποιεῖ. (1e mv - dat)
  • De held maakt de tocht samen met ons.

Slide 11 - Tekstslide

Ergon 15
  • 7 Ὁ ἡγεμὼν ὑμᾶς εἰς τὴν μάχην ἄγει. (2e mv - acc)
  • De leider brengt jullie naar de strijd.
  • 8 Ὁ ἀνὴρ αὐταῖς τὴν ἀρετὴν φαίνειν ἐθέλει. (3e mv - v - dat)
  • De man wil zijn dapperheid aan hen laten zien. 
  • 9 Ἡ μήτηρ τοῖς δώροις σοῦ μάλα χαίρει. (2e ev - gen)
  • De moeder is erg blij met jullie geschenken.

Slide 12 - Tekstslide

Aan het werk.
  • We lezen taakboek blz. 45. 
  • Doe hulpboek blz. 36, opdracht 24. 

Slide 13 - Tekstslide

Aan het werk.
  • Leer Hulpboek blz. 156, 1 t/m 8.
  • Leer Hulpboek blz. 140 t/m 145.
  • Lees tekstboek blz. 45.
  • Maak Hulpboek blz. 36, opdr. 24, 25 en 26.

Dit is ook huiswerk. 

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht
  • Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
  • Benoem ieder woord in de zin.
  • Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
  • Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
  • Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)

Slide 15 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 16 - Open vraag

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 17 - Open vraag