Voorbereiding op de toets 1 t/m 3

Voorbereiding op de toets 1 t/m 3
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding op de toets 1 t/m 3

Slide 1 - Tekstslide

Een gesloten stroomkring
  • Met een batterij kun je een lampje laten branden. Dat lukt alleen als de   stroom rond kan stromen: van de batterij naar het lampje, door de   gloeidraad van het lampje en weer terug naar de andere kant van de   batterij (afbeelding 1).

  • Er is dan een gesloten stroomkring.
  • Als je de stroomkring onderbreekt,
  • gaat het lampje weer uit.

Slide 2 - Tekstslide

Een gesloten stroomkring
  • Onderdelen van een stroomkring
  • De woorden ‘stroom’ en ‘stroomkring’ maken duidelijk dat er ‘iets’       beweegt door de snoeren en het lampje. 
  • Natuurkundigen hebben dat ‘iets’ de naam lading gegeven. 
  • Een elektrische stroom bestaat uit bewegende lading. 
  • Als je een stroomkring onderbreekt, valt die beweging stil. 
  • De lading is er nog wel, maar die kan niet meer door de stroomkring heen bewegen.

Slide 3 - Tekstslide

  • Isolator: Stof die een elektrische stroom niet of heel slecht doorlaat.

  • Geleider: Stof waar een elektrische stroom gemakkelijk doorheen kan lopen.
Isolerende en geleidende stoffen

Slide 4 - Tekstslide

  • Isolator: Hout, rubber, lucht en kunststof

  • Geleider: alle metalen, bijvoorbeeld koper, ijzer, aluminium. Sommige metalen geleiden beter
Isolerende en geleidende stoffen

Slide 5 - Tekstslide

Stroomkring
  • In het schakelschema van figuur 1 is een open stroomkring getekend. De lamp brandt dus niet.

  • In figuur 2 zie je de schakelschema van een gesloten stroomkring brandt de lamp. 

Slide 6 - Tekstslide

De stroom meten
Met een stroommeter kun je meten hoe ‘sterk’ de elektrische stroom door een stroomkring is. Je meet dan op een bepaald punt in de stroomkring hoeveel lading er in één seconde voorbijkomt. 
Dat noem je de stroomsterkte. 




  • De eenheid van stroomsterkte is ampère (A).
  • Omrekenen doe je zo:
  • 1 mA = 0,001 A
  • 1 A = 1000 mA
  • De stroomsterkte is op elke plaats in de stroomkring even groot

Slide 7 - Tekstslide

Geleider

Slide 8 - Tekstslide

Isolator

Slide 9 - Tekstslide

Spanning
Op een batterij of accu staat altijd vermeld welke spanning hij levert. Bijvoorbeeld 1,5 volt of 9 volt of 12 volt. 
Je kunt de vermelde spanning controleren met een spanningsmeter. Daarvoor moet je de spanningsmeter verbinden met de pluspool en de minpool van de batterij. 
De spanning wordt gemeten in volt (V). 
Daarom wordt een spanningsmeter ook,
wel een voltmeter genoemd.

Slide 10 - Tekstslide

Batterijen
Als je een batterij gebruikt, dan stroomt er steeds lading uit de batterij de stroomkring in. Toch verandert de spanning daardoor niet. 
Dat komt doordat in een batterij
voortdurend nieuwe lading vrijkomt. 
Daardoor blijft de spanning steeds even 
groot. 
Een batterij is daarom een spanningsbron.

Slide 11 - Tekstslide

De dynamo
Dynamo is een spanningsbron. 
De belangrijkste onderdelen van een dynamo zijn:
  • een magneet
  • een spoel van koperdraad. 




Een spoel is een draad die een aantal keren ergens omheen is gedraaid.

Slide 12 - Tekstslide

Schakelingen tekenen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Serieschakelingen
.

  • Serieschakeling heeft geen  vertakkingen. 
  • Er is dus maar één stroomkring. 
  • De stroom gaat door alle onderdelen van   de schakeling. 
  • Als één lampje in een serieschakeling   doorbrandt, is de stroomkring verbroken.   Dan gaan alle lampjes uit. 
  • Het is daarom niet handig om lampen in   serie te schakelen.

Slide 15 - Tekstslide

Ampèremeter

Slide 16 - Tekstslide

Stroomsterkte in een serieschakeling
  • Een stroommeter moet je altijd in serieschakelen. 
  • Let op hoe je de draden op de meter moet aansluiten. 
  • De stroommeter meet de stroomsterkte 
  • door de lamp.
  • De stroomsterkte in een serieschakeling is overal even groot.
  • Het maakt niet uit waar je de stroomsterkte meet.

Slide 17 - Tekstslide

Parallelschakelingen
Een parallelschakeling heeft vertakkingen.
De stroom kan dus meer dan één route ‘kiezen’.
Elke vertakking is, samen met de batterij, een aparte stroomkring. Op de plaats waar een parallelschakeling zich vertakt, splitst de stroom zich. Door elke tak loopt een stroom met een bepaalde sterkte.
In een parallelschakeling kun je elk lampje apart aan en uit doen. 
Als je de totale stroomsterkte door de schakeling wilt weten, moet je de stroomsterktes in alle takken bij elkaar optellen.

Slide 18 - Tekstslide

De onderdelen zitten in dezelfde strookring
Aantekening
De onderdelen zitten in verschillende stroomkringen
Serie-schakeling ----- Parallel-schakeling

Slide 19 - Tekstslide

Serieschakeling

Slide 20 - Tekstslide

Parallelschakeling - schema tekenen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide