PTA 3.2 Spelling: H6 Taalverzorging; Aan elkaar of los (editie 6)

Welkom bij Nederlands
Hoofdstuk 6: Taalverzorging: 
Aan elkaar of los?

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands
Hoofdstuk 6: Taalverzorging: 
Aan elkaar of los?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Hoofdstuk 5 Taalverzorging; Tussenletters

  1. Herhalen Theorie Hoofdstuk 5: Taalverzorging: Tussenletters
  2. Theorie Hoofdstuk 6: Taalverzorging: Aan elkaar of los?
  3. Zelfstandig aan de slag


Slide 2 - Tekstslide

Herhalen:
Nu:

  • kun je samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen. √

Slide 3 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen
Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.

Gebruik -en-
  • als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is met alleen een meervoud op -en: roos + geur = rozengeur.

Let op: gebruik geen -en- als het eerste woord
  • een meervoud op -s heeft: garages, dus: garagebedrijf.
  • een meervoud op -en én -s heeft: groenten en groentes, dus: groentesoep.
  • iets is waarvan er maar één is, zoals ‘zon’ of ‘maan’: zonnescherm.
  • een versterkende betekenis heeft: apetrots, reuzesterk.















Slide 4 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen
Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.

Gebruik -s-
  • als je de -s- hoort: beroepsvoetballer, lievelingskleur.

Vervang het tweede woord als dat woord met een -s begint. Je hoort dan of je een tussen-s moet gebruiken: varkensstal, want varkensvlees.

Gebruik bij twijfel woordenlijst.org of een (online)woordenboek.















Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les:

  • kun je woorden op de juiste manier aan elkaar of los schrijven. 

Slide 6 - Tekstslide

Aan elkaar of los

Slide 7 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Als twee of meer woorden samen één begrip vormen, schrijf je ze aan elkaar. Dat kunnen werkwoorden zijn, zoals: ophalen, nakijken en terugsturen. Het kunnen ook samenstellingen zijn, zoals: vliegtuigstoel, winterjas en dierenvoer.

Deze woorden schrijf je aan elkaar
  • Werkwoorden die beginnen met woordjes als: op, over, na, … Bijvoorbeeld:
– Ik moest mijn adres opschrijven. Heb jij je huiswerk goed nagekeken?
  • Woorden die samen één begrip vormen. Bijvoorbeeld:
– scheurkalender, wegwerpverpakking, tweekamerflat.


















Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig alle opdrachten online/in je boek blz 158 en 159


Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 20 minuten de tijd.
Klaar? 
Lezen in je leesboek/tijdschrift.



timer
20:00

Slide 9 - Tekstslide

Afsluiten:
Nu:

  • kun je woorden op de juiste manier aan elkaar of los schrijven.   √

Slide 10 - Tekstslide